08.09.2013 Views

Beschrijving juridische kader - Commissie-Samson

Beschrijving juridische kader - Commissie-Samson

Beschrijving juridische kader - Commissie-Samson

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Plaatsing op grond van de Bopz<br />

Jeugdigen vanaf 12 jaar kunnen met een rechterlijke machtiging<br />

gedwongen worden opgenomen in een psychiatrische inrichting.<br />

Daarvoor geldt dat de jeugdige een geestesstoornis heeft, dat<br />

deze stoornis gevaar veroorzaakt en dat dit gevaar niet door tussenkomst<br />

van personen of instellingen buiten een psychiatrisch<br />

ziekenhuis kan worden afgewend. Voor de toepassing van dwangmaatregelen<br />

is vereist dat dwangbehandeling volstrekt noodzakelijk<br />

is om gevaar voor de patiënt of anderen binnen de inrichting,<br />

voortvloeiende uit de geestesstoornis, af te wenden. Betreft de<br />

Bopz-machtiging een onder toezicht gestelde jeugdige dan geldt<br />

die machtiging als een machtiging uithuisplaatsing als bedoeld in<br />

artikel 1:261 BW.<br />

4.2.2.2 Situatie in 1945<br />

Conclusie<br />

Het BW en het besluit van 19 juni 1922, Sb. 1922, 402 bevatten de<br />

relevante regelgeving.<br />

De kinderrechter was de centrale figuur. Hij kon het onder toezicht<br />

gestelde kind voor ten hoogste 3 maanden doen opnemen in een<br />

door de hem aangewezen observatiehuis voor onderzoek naar<br />

zijn geestelijke en lichamelijke gesteldheid. Dat waren particuliere<br />

observatiehuizen en andere particuliere gestichten en inrichtingen,<br />

rijksobservatiehuizen en rijksopvoedingsgestichten en<br />

tuchtscholen. Voor aanwijzing van particuliere observatiehuizen,<br />

gestichten en inrichtingen was de machtiging van de minister van<br />

Justitie nodig.<br />

De kinderrechter kon een onder toezicht gesteld kind doen<br />

opnemen in een door hem aangewezen gesticht of inrichting<br />

dat bestemd of geschikt was voor kinderen die bijzondere tucht<br />

behoeven. Dat waren tuchtscholen, rijksopvoedingsgestichten<br />

en particuliere gestichten en inrichtingen. Voor aanwijzing van<br />

particuliere gestichten en inrichtingen was de machtiging van de<br />

minister van Justitie vereist.<br />

De gezinsvoogd vervulde een steunende en adviserende rol bij de<br />

ondertoezichtstelling.<br />

Een voogdijinstelling aan wie de voogdij over een minderjarige<br />

was opgedragen, deed deze opnemen in een gezin of inrichting.<br />

Het bestuur van de voogdijinstelling informeerde de voogdijraad<br />

en de officier van justitie over de opneming van minderjarigen in<br />

woningen en gestichten. De woningen en stichtingen werden ter<br />

beoordeling van de toestand van de daarin geplaatsten door de<br />

voogdijraad en de officier van justitie bezocht, wanneer zij zulks<br />

nodig of wenselijk achtten.<br />

<strong>Beschrijving</strong><br />

Het BW en het besluit van 19 juni 1922, Sb. 1922, 402 (besluit)<br />

bevatten de relevante regelgeving.<br />

De kinderrechter kon op verzoek van een ouder, familieleden tot<br />

en met de vierde graad en de voogdijraad of op vordering van<br />

46<br />

het OM een minderjarig kind (een persoon tot 21 jaar) voor een<br />

bepaalde tijd onder toezicht stellen, indien het zodanig opgroeide<br />

dat het met zedelijke of lichamelijke ondergang werd bedreigd<br />

(artikel 373 BW). De voogdijraad adviseerde de kinderrechter<br />

(artikel 2 Besluit).<br />

De ondertoezichtstelling duurde ten hoogste 1 jaar, en kon telkens<br />

worden verlengd met ten hoogste 1 jaar. De kinderrechter kon de<br />

duur bekorten (artikel 373i BW).<br />

De kinderrechter wees in zijn beschikking tot ondertoezichtstelling<br />

een gezinsvoogd aan die was belast met het toezicht op het kind<br />

en die zich daarbij moest gedragen naar de aanwijzingen van de<br />

kinderrechter (artikel 373e BW). Een gezinsvoogd was een particulier<br />

of een ambtenaar voor de kinderwetten of een agent van<br />

de ambtenaren van de reclassering (artikel 3 besluit). Lichamen<br />

op het terrein van de kinderbescherming en reclassering konden<br />

aan de kinderrechter de voor gezinsvoogd geschikte personen<br />

opgeven (artikel 4 Besluit).<br />

De gezinsvoogd moest zoveel mogelijk aanraking (contact) zoeken<br />

met het kind en het gezin waartoe het behoorde. Hij bevorderde<br />

alles wat tot het geestelijk welzijn van het kind kon strekken. Hij<br />

kon de ouders aanwijzingen geven (artikel 373k BW).<br />

De gezinsvoogd rapporteerde aan de kinderrechter. Bij een geschil<br />

tussen de gezinsvoogd en de ouder over de opvoeding en de te<br />

nemen maatregelen besliste de kinderrechter (artikel 373l BW).<br />

De kinderrechter kon het onder toezicht gestelde kind voor ten<br />

hoogste 3 maanden doen opnemen in een door de hem aangewezen<br />

observatiehuis voor onderzoek naar zijn geestelijke en<br />

lichamelijke gesteldheid (artikel 373m BW). Dat waren particuliere<br />

observatiehuizen en andere particuliere gestichten en inrichtingen,<br />

rijksobservatiehuizen en rijksopvoedingsgestichten en<br />

tuchtscholen (artikel 14 Besluit). Voor aanwijzing van particuliere<br />

observatiehuizen, gestichten en inrichtingen was de machtiging<br />

van de minister van Justitie nodig (artikel 15 Besluit).<br />

De kinderrechter kon een onder toezicht gesteld kind doen<br />

opnemen in een door hem aangewezen gesticht of inrichting<br />

dat bestemd of geschikt was voor kinderen die bijzondere tucht<br />

behoeven (artikel 373n BW). Dat waren tuchtscholen, rijksopvoedingsgestichten<br />

en particuliere gestichten en inrichtingen<br />

(artikel 16 Besluit). Voor aanwijzing van particuliere gestichten en<br />

inrichtingen was de machtiging van de minister van Justitie vereist<br />

(artikel 17 Besluit).<br />

De maximumduur voor opneming van kinderen tot 14 jaar was<br />

6 maanden en voor kinderen daarboven 1 jaar (artikel 373n BW).<br />

De duur van de opneming kon telkens worden verlengd met ten<br />

hoogste 6 maanden. De kinderrechter kon de duur bekorten.<br />

De minister van Justitie (gehoord de kinderrechter) of de kinderrechter<br />

kon het kind uit het gesticht of de inrichting ontslaan<br />

(artikel 373o BW).<br />

De rechtbank (waarvan de kinderrechter deel uitmaakte) kon een<br />

ouder die onmachtig of ongeschikt was om zijn verzorging- en<br />

opvoedingsplicht te vervullen, ontheffen van de ouderlijke macht.<br />

Ontzetting was mogelijk wegens misbruik, slecht levensgedrag,<br />

veroordeling wegens bepaalde misdrijven of tot een vrijheidsstraf<br />

van 2 jaar of meer, het niet meewerken met de gezinsvoogd of het

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!