Beschrijving juridische kader - Commissie-Samson
Beschrijving juridische kader - Commissie-Samson
Beschrijving juridische kader - Commissie-Samson
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Beschrijving</strong><br />
Op 1 juni 1953 trad de wet van 21 december 1951 tot vaststelling<br />
van een nieuwe Beginselenwet gevangeniswezen in werking<br />
(Stb. 596). Ter uitvoering van de artikelen 22, 32 en 37j Sr en op<br />
de grondslagen van de nieuwe Beginselenwet kwam de nieuwe<br />
Gevangenismaatregel tot stand (besluit van 23 mei 1953, Stb. 237).<br />
Deze penitentiaire regelgeving was van toepassing op gedetineerden<br />
in rijksinrichtingen, dat waren personen, ingesloten in<br />
de huizen van bewaring, gevangenissen, rijkswerkinrichtingen en<br />
rijksasyls voor psychopathen (artikel 1 wet). Door deze wetgeving<br />
zijn gedeelten uit het Psychopathen-reglement vervallen.<br />
In het algemeen waren de ingeslotenen meerderjarig.<br />
Er was een Centrale Raad van Advies voor het Gevangeniswezen,<br />
de Psychopathenzorg en de Reclassering. Hoofdtaak van de<br />
Centrale Raad betrof de advisering van de minister van Justitie<br />
over het Gevangeniswezen, de Psychopathenzorg en de<br />
Reclassering (artikelen 2 en 5 wet).<br />
De minister wees, gehoord de Centrale Raad, een of meer gevangenissen<br />
aan, uitsluitend bestemd voor opneming van mannelijke<br />
gevangenen, en een of meer gestichten, bestemd voor de<br />
opneming van vrouwelijke gevangenen, ten aanzien van wie was<br />
bevolen dat de hun opgelegde straf in een bijzondere gevangenis<br />
voor jonge lieden zou worden ondergaan. De minister wees,<br />
gehoord de Centrale Raad, een of meer gevangenissen aan, die in<br />
het bijzonder bestemd waren voor mannen die nog geen 23 jaar<br />
waren, of indien de minister zulks in bepaalde gevallen wenselijk<br />
oordeelde, nog geen 25 jaar waren (artikelen 15 en 16 wet).<br />
Het opperbeheer van de gestichten berustte bij de minister, die na<br />
consult van de Centrale Raad voor elk gesticht een huishoudelijk<br />
reglement vaststelde. Het beheer in de inrichting berustte bij de<br />
(geneesheer-)directeur. In elk gesticht was een commissie van<br />
toezicht (artikelen 22 tot en met 25 wet).<br />
Met handhaving van het karakter van de straf of de maatregel<br />
werd de tenuitvoerlegging ervan mede dienstbaar gemaakt aan<br />
de voorbereiding van de terugkeer van de gedetineerden in het<br />
maatschappelijk leven, de zogenoemde resocialisering. De minister<br />
kon in de huishoudelijke reglementen van de gestichten met<br />
algehele of beperkte gemeenschap, bepalen dat de gedetineerden<br />
op grond van ieders persoonlijkheid in groepen zouden worden<br />
ingedeeld (artikelen 26 en 27 wet).<br />
Het behoorde tot de taak van de gestichtsdirectie te bevorderen<br />
dat de gedetineerden godsdienstoefeningen konden bijwonen.<br />
Zij werden in de gelegenheid gesteld om godsdienstonderwijs te<br />
ontvangen en persoonlijk contact met geestelijke verzorgers te<br />
onderhouden (artikelen 39 en 40 wet).<br />
Het behoorde tot de taak van de directie om in de tijd, niet<br />
bestemd voor arbeid, de ontwikkeling en ontspanning van de<br />
gedetineerden te organiseren (artikel 42 wet).<br />
Het was mogelijk om disciplinaire straffen op te leggen voor het<br />
begaan van feiten die onverenigbaar waren met een goede orde<br />
en tucht (artikel 44 wet).<br />
Omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van in een<br />
rijksasyl opgenomen personen werden door of vanwege de<br />
76<br />
geneesheer-directeur regelmatig aantekeningen gehouden<br />
(artikel 49 wet).<br />
De nieuwe Gevangenismaatregel bevatte vele voorschriften over<br />
beheer, toezicht en het regiem in rijksgestichten, en bijzondere<br />
bepalingen met betrekking tot veroordeelden tot gevangenisstraf,<br />
onveroordeelden en psychopathen. Nu de maatregel ook van toepassing<br />
kon zijn op minderjarigen, verdient deze een beschrijving.<br />
De maatregel gebruikte het begrip gedetineerden (alle in huizen<br />
van bewaring, gevangenissen, rijkswerkinrichtingen en rijksasyls<br />
voor psychopathen opgenomen personen), gevangenen (personen,<br />
ingesloten in gevangenissen), verpleegden (personen, opgenomen<br />
in rijkswerkinrichtingen en rijksasyls) (artikel 1)<br />
T.a.v. beheer en toezicht. Het beheer van elk gesticht berustte<br />
bij de directeur. Een hoofddirecteur kon worden aangesteld<br />
voor meer gestichten. Het beheer over een asyl berustte bij de<br />
geneesheer-directeur. De (hoofd)(geneesheer)directeur was verantwoordelijk<br />
voor de regelmatige gang van de werkzaamheden<br />
in het gesticht. Hij was gebonden aan de grenzen die de minister<br />
van justitie hem (bij huishoudelijk reglement) stelde. De directeur<br />
zorgde voor vervanging. De bij het gesticht aangestelde ambtenaren<br />
volgden de aanwijzingen van de directeur stipt op (artikelen 3<br />
tot en met 7).<br />
In elk gesticht was een commissie van toezicht die tot taak had<br />
toezicht te houden op alle aangelegenheden die het gesticht<br />
betroffen, in het bijzonder de behandeling van de gedetineerden<br />
en de naleving van de voorschriften, de minister en de Centrale<br />
Raad van Advies voor het Gevangeniswezen, de Psychopathenzorg<br />
en de Reclassering te adviseren en de directeur aanbevelingen<br />
te doen. De commissie en haar leden hadden toegang tot het<br />
gesticht, kregen alle door hen gewenste informatie en de directeur<br />
meldde de commissie alle voor de uitoefening van haar taak<br />
relevante feiten en omstandigheden. De commissie had regelmatig<br />
persoonlijk contact met de gedetineerden en stelde zich op<br />
de hoogte van hun wensen en gevoelens; zij konden in beginsel<br />
ongecensureerd schriftelijk met de commissie communiceren.<br />
De commissie bracht jaarlijks verslag uit aan de minister<br />
(artikelen 8, 10, 11, 12 en 14).<br />
In elk gesticht was een gestichtsraad, bestaande uit vertegenwoordigers<br />
van alle werkzame geledingen. De raad adviseerde<br />
de directeur over het voor iedere gedetineerde op te stellen<br />
behandelingsschema, andere praktische zaken en over voorstellen<br />
inzake voorwaardelijke invrijheidstelling (artikelen 16, 19 en 20).<br />
T.a.v. regiem. De gedetineerden werden in algehele gemeenschap,<br />
beperkte gemeenschap of in afzondering geplaatst. In algehele<br />
gemeenschap verbleven de gedetineerden overdag tezamen; bij<br />
beperkte gemeenschap werden bepaalde gemeenschappelijke<br />
activiteiten gezamenlijk verricht, zoals gemeenschappelijke arbeid,<br />
(godsdienst)onderwijs, sport en maaltijden; afzondering werd ten<br />
uitvoer gelegd door opsluiting in een cel. Het regime was afhankelijk<br />
van de aard van het gesticht (artikelen 21 tot en met 27).<br />
De directeur kon de gedetineerden aan hun kleding en aan het<br />
lijf onderzoeken op door het huishoudelijk reglement verboden<br />
voorwerpen (artikel 29).