Beschrijving juridische kader - Commissie-Samson
Beschrijving juridische kader - Commissie-Samson
Beschrijving juridische kader - Commissie-Samson
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
voortdurend aandacht worden geschonken (artikelen 16, 17 en<br />
19 besluit).<br />
De instelling was verplicht de minister van Justitie en door hem<br />
aangewezen ambtenaren, alsmede de raad voor de kinderbescherming<br />
in te lichten omtrent haar werkzaamheden.<br />
Wat de voogdijinstellingen betreft gold het volgende.<br />
Van iedere pupil werd een dossier aangelegd. Daarin werd aantekening<br />
gehouden van alle van belang zijnde feiten (artikel 28<br />
besluit).<br />
De instelling droeg voor zover mogelijk zorg voor een gezonde<br />
geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van haar pupillen. Zij<br />
moest zorgvuldig en geregeld nagaan wat iedere pupil, gelet op<br />
zijn voorgeschiedenis, zijn persoonlijkheidsstructuur en het stadium<br />
van zijn geestelijke groei behoeft en hoe aan die behoefte kon<br />
worden voldaan. De instelling plaatste haar pupillen in een gezin,<br />
inrichting of elders waar de voorwaarden voor een goede vorming<br />
en harmonieuze ontplooiing voor hen zo gunstig mogelijk waren.<br />
Zij hield behoorlijk en geregeld toezicht op de pupillen en de aan<br />
hen bestede zorg (artikelen 29 en 30 besluit).<br />
De instelling kon haar pupillen plaatsen in goedgekeurde<br />
opvangtehuizen, observatiehuizen, inrichtingen voor opvoeding<br />
en inrichtingen voor buitengewone behandeling. Plaatsing in een<br />
rijksinrichting voor opvoeding en in een rijksinrichting voor buitengewone<br />
behandeling was mogelijk met inachtneming van de<br />
procedureregels in het besluit voor opneming van voogdijpupillen.<br />
Plaatsing in enige andere inrichting kon slechts met instemming<br />
van de minister plaatsvinden (artikel 34 besluit).<br />
Plaatsing van een pupil ter opvoeding en verzorging in een niet<br />
door de instelling geëxploiteerde inrichting dan wel in gezinnen of<br />
elders werd geregeld bij overeenkomst (artikel 35 besluit).<br />
De minister kon bepalen dat een gezin, gelet op de samenstelling<br />
ervan of de daarin gegeven verpleging, behandeling of scholing,<br />
voor de toepassing van het besluit als een inrichting werd aangemerkt<br />
(artikel 36 besluit).<br />
De woning van het pleeggezin moest voldoen aan de eisen die<br />
daaraan uit een oogpunt van geestelijke en lichamelijke hygiëne<br />
mochten worden gesteld. Degenen in wier gezin pupillen worden<br />
geplaatst, en hun huisgenoten moesten van goed levensgedrag<br />
zijn. Zij behoorden bereid en in staat te zijn, gelet op de aard en<br />
aanleg van de pupil, aan deze een behoorlijke opvoeding te geven.<br />
De instelling stelde degene in wier gezin een pupil was geplaatst,<br />
op de hoogte van diens geestelijke en lichamelijke gezondheidstoestand<br />
en voor zover nodig van andere gegevens die voor hen<br />
van belang waren. De raad voor de kinderbescherming en de door<br />
de minister aan te wijzen ambtenaren moesten te allen tijde in de<br />
inrichtingen en in de pleeggezinnen worden toegelaten. Zij kregen<br />
alle relevante informatie (artikelen 37, 38 en 40 besluit).<br />
Deze eisen golden ook, wanneer een pupil, elders dan in een<br />
pleeggezin, buiten de inrichting was geplaatst (artikel 40 besluit).<br />
Wat betreft gezinsvoogdijinstellingen kan worden gewezen op het<br />
volgende.<br />
Van iedere minderjarige werd een dossier aangelegd. Daarin<br />
werd aantekening gehouden van relevante feiten. De instelling<br />
moest bevorderen dat er een voldoende aantal personen in<br />
staat en bereid zijn als patroon, gezinsvoogd of toezichthouder<br />
op te treden. Zij maakte daarbij zo veel als nodig is gebruik van<br />
deskundige hulp aan deze personen. De instelling zorgde voor<br />
dagelijkse leiding, raad en bijstand aan hen. De instelling zag toe<br />
op en bevorderde een doelmatige en geregelde rapportage door<br />
haar geregistreerde patroons, gezinsvoogden, en toezichthouders.<br />
De instelling onderhield contacten met deze personen.<br />
Zij voldeed aan verzoeken van de kinderrechter of van de raad<br />
voor de kinderbescherming een persoon op te geven die voor<br />
benoeming tot gezinsvoogd in aanmerking kon komen.<br />
Zij voldeed aan verzoeken van de kinderrechter om advies bij<br />
de benoeming van een gezinsvoogd, om inlichtingen tijdens de<br />
ondertoezichtstelling en om medewerking bij het uitoefenen van<br />
de leiding van het toezicht. De instelling voldeed aan opdrachten<br />
van de rechter en van de minister tot het verlenen van hulp en<br />
steun bij de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen<br />
(artikelen 44 tot en met 52 besluit).<br />
Het Besluit besteedde vervolgens aandacht aan particuliere inrichtingen<br />
en rijksinrichtingen. Plaatsing in een particuliere inrichting<br />
stond voorop. Opneming in een rijksinrichting geschiedde, als<br />
opneming in een particuliere inrichting niet mogelijk was.<br />
De artikelen 53 tot en met 105 bevatten algemene regels voor<br />
de particuliere inrichtingen (opvanghuizen, observatiehuizen,<br />
inrichtingen voor opvoeding en inrichtingen voor buitengewone<br />
behandeling).<br />
De schriftelijke verklaring waarbij het bestuur van de exploiterende<br />
inrichting zich onderwierp aan de voorwaarden, bevatte<br />
onder meer een opgave van leeftijdsgrens, geslacht, categorie, en<br />
aantal van de minderjarigen voor wie de inrichting was bestemd,<br />
een uiteenzetting over de methodiek, mede omvattende de wijze<br />
van indeling van de minderjarigen in groepen en de wijze waarop<br />
de opvoeding en de verzorging waren geregeld, en gegevens<br />
omtrent aantal, leeftijd en genoten opleiding van het personeel.<br />
De minister hoorde na ontvangst van de verklaring de desbetreffende<br />
raad voor de kinderbescherming en de Nationale Federatie<br />
voor Kinderbescherming en liet onderzoek instellen naar de<br />
inrichting. Van de uitkomsten hiervan hing af of de goedkeuring<br />
volgde. De goedkeuring vermeldde onder meer het doel van het<br />
verblijf in de inrichting, de aard, de leeftijd en het geslacht van de<br />
op te nemen minderjarigen, en de levens- of wereldbeschouwelijke<br />
grondslag. De minister kan de goedkeuring intrekken, als de<br />
inrichting niet meer voldoet aan de eisen, na raadpleging van de<br />
raad voor de kinderbescherming en de Nationale Federatie voor<br />
Kinderbescherming (artikelen 53 tot en met 57 besluit).<br />
De gebouwen moesten geschikt zijn voor de opvoeding en<br />
verzorging van de daarin opgenomen minderjarigen. Er moest<br />
gelegenheid zijn voor onderbrenging van een kind zonder contact<br />
met een ander kind. De leiding werd bijgestaan door deskundigen.<br />
In de inrichting werd zorggedragen voor een gezonde geestelijke<br />
en lichamelijke ontwikkeling van de minderjarigen. Zorgvuldig en<br />
geregeld werd nagegaan waaraan iedere minderjarige, gelet op<br />
zijn voorgeschiedenis, zijn persoonlijkheidsstructuur en het<br />
stadium van zijn geestelijke groei, behoefte had en hoe daaraan<br />
kon worden voldaan. De minderjarigen werden onderworpen<br />
aan stelselmatig medisch onderzoek (artikelen 59, 60, 64 en<br />
66 besluit).<br />
57