Richtlijn CVRM feb2013 - KNMP
Richtlijn CVRM feb2013 - KNMP
Richtlijn CVRM feb2013 - KNMP
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Het primaire behandeldoel van de behandeling met lipidenverlagers is niet het behalen van een streefwaarde, maar<br />
het verlagen van cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. In de huidige richtlijnen wordt een LDL-streefwaarde van<br />
≤ 2,5 mmol/l gehanteerd voor personen met HVZ en voor personen zonder HVZ met een verhoogd risico [MDR <strong>CVRM</strong>,<br />
Graham 2007].<br />
De vraag blijft of gestreefd moet worden naar een zo laag mogelijk LDL door zo hoog mogelijk een statine te doseren<br />
of dat alleen al het geven van een statine – ongeacht de uitgangswaarde van het LDL- een belangrijke risicoreductie<br />
van HVZ geeft. En of het in het licht van deze laatste vraag ook niet verstandig zou zijn om personen die van nature<br />
een LDL< 2,5 mmol hebben toch een statine te geven.<br />
De huidige richtlijn <strong>CVRM</strong> [MDR <strong>CVRM</strong>] stelt dat er een continu verband is tussen LDL en het risico op HVZ, en dat uit<br />
meerdere studies/onderzoeken blijkt dat iedere mmol/l daling van het LDL ongeveer 20% reductie van het relatieve<br />
risico op ziekte en sterfte door HVZ geeft. Deze studies tonen volgens de MDR richtlijn ook aan dat wie de laagste LDL<br />
waarde bereikt, het laagste risico heeft op HVZ (binnen zekere grenzen, maar zeker tot een LDL ruim onder 2,5<br />
mmol/l). Resultaten van twee andere trials tonen tevens aan dat intensieve statine behandeling, waarbij LDL waarden<br />
bereikt worden die ruim onder de huidige streefwaarden liggen, een sterkere reductie van plaqueprogressie en<br />
mortaliteit geeft dan standaardbehandeling [Cannon 2004, Nissen 2004]. In 2011 zijn 2 reviews verschenen waaruit<br />
blijkt dat intensieve LDL verlaging (> 40% reductie) weliswaar niet-fatale cardiovasculaire gebeurtenissen (zoals niet<br />
fataal myocardinfarct) reduceert, maar dat dit geen invloed heeft op de sterfte aantallen ten opzichte van<br />
milde/standaard LDL verlaging (< 40% reductie).Volgens de onderzoekers suggereren deze resultaten dat het een<br />
kosteneffectieve benadering is voor bijna alle patiënten met hart- en vaatziekten om 40mg simvastatine of 20mg<br />
atorvastatine te krijgen, en dat het onnodig is om streefwaarden te hanteren en om het cholesterol te monitoren,<br />
behalve om te controleren of het statine wel ingenomen wordt [Ribeiro 2011, Spector 2011].<br />
In een grote review uit 2006 wordt zelfs gesteld dat hard bewijs voor het nut van een LDL< 2,5 mmol/l als<br />
behandeldoel bij statinegebruik ontbreekt. De reviewers concluderen dat als je alle trials rangschikt, van de 4-S studie<br />
tot de TNT, er een rechtlijnig verband lijkt te zijn tussen morbiditeit en mortaliteit en de hoogte van het LDL. Dit<br />
effect lijkt echter een stuk minder duidelijk als elke trial wordt afgezet tegen de eigen placebo groep. Er wordt<br />
gepleit voor betere heranalyses, omdat de onderlinge verschillen tussen de trials groot zijn. Het effect van statines op<br />
het endotheel -de pleiotrope werking- zou een belangrijk deel van de werking kunnen verklaren, waardoor er een<br />
lineair verband lijkt te bestaan tussen LDL en sterfte risico [44]. De reviewers concluderen dat het onvoldoende<br />
duidelijk is of men in de praktijk de doseringen moet voorschrijven die in klinische onderzoeken gebruikt zijn of dat<br />
men doseringen individueel moet aanpassen om streefwaarden te behalen. Dit laatste zou nog in geen enkel<br />
gerandomiseerd onderzoek zijn toegepast. De reviewers betwijfelen of de hoogte van het LDL een nuttige maat is en<br />
suggereren dat een patiënt gewoon zoveel statine moet slikken als hij of zij verdragen kan [Hayward 2006].<br />
Dit laatste sluit weer aan bij noot 35 van de MDR richtlijn <strong>CVRM</strong>, waarin gesteld wordt dat het gebruik van alleen een<br />
statine al het risico op HVZ vermindert, ondanks dat het LDL nog >2,5 mmol/l is gebleven (de eerste klap is een<br />
daalder waard). De procentuele daling van het LDL hangt niet af van het uitgangs-LDL en er is gebleken dat bij een<br />
hogere dosering van een statine de kans op HVZ weliswaar daalt, maar dat dit verschil veel kleiner is dan het al<br />
bereikte effect met de zwakkere dosering statine. Iedere verdere verlaging van het LDL in absolute zin zal dan steeds<br />
minder effectief worden [Pedersen 2005, Baigent 2005, MDR <strong>CVRM</strong>].<br />
Geconcludeerd kan worden dat het twijfelachtig is of het hanteren van de huidige streefwaarde voor LDL-cholesterol<br />
(< 2,5 mmol/l ) zinvol is. Toekomstige onderzoeken zullen hopelijk uitwijzen of de huidige streefwaarden van het LDL<br />
gehandhaafd blijven of dat er individueel gedoseerd mag worden, ongeacht de uitgangswaarde van het LDL of tot<br />
zoveel als de patiënt kan verdragen, omdat alleen al het gebruik van een statine de kans op ziekte en sterfte door HVZ<br />
reduceert.<br />
[44] Statines en inflammatoire werking, buiten LDL-verlaging<br />
Endotheeldysfunctie omvat een stoornis in anti-inflammatoire processen, een verhoogde vasculaire permeabiliteit en<br />
dus infiltratie door ontstekingscellen en lipoproteïnen, en een verminderde beschikbaarheid van vasodilatoire stoffen<br />
en hierdoor verminderde bloedstroom (en dus facilitatie van adhesie en migratie van monocyten) [Ross 1999, Laufs<br />
2003, zie [10]).<br />
Pleiotrope werking<br />
Er is toenemend experimenteel en klinisch bewijs voor de pleiotrope effecten van statines op het endotheel, zoals de<br />
verbetering van endotheelfunctie, verhoging van de vasodilatoire respons en modulatie van de inflammatie [Lardizabal<br />
2011, Laufs 2001, Ridker 2001, Li 2003, Ray 2005, Rikitake 2001]. Deze pleiotrope effecten van statines blijken lipiden<br />
onafhankelijk te zijn [Ortego 1999, Rezaie 2002, Hernandez 1998, Laufs 1998, Wassmann 2001]. Tevens zijn er<br />
aanwijzingen dat de pleiotrope effecten sneller intreden dan de verandering van het lipidenspectrum [Cannon 2004,<br />
Nissen 2004]. In een meta analyse uit 2005 kon echter geen bewijs gevonden worden voor de hypothese dat statines –<br />
vanwege hun pleiotrope werking- het cardiovasculaire risico meer verlagen dan wat verwacht zou worden op grond van<br />
verlaging van LDL cholesterol alleen [Robinson 2005]. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat de grote klinische<br />
trials een relatief korte periode en meestal een laat stadium van atherosclerose bestuderen, waardoor deze pleiotrope<br />
effecten waarschijnlijk niet zichtbaar zijn.<br />
Patiënten de vaatchirurgie ondergaan hebben een verhoogd risico op ‘perioperatieve cardiovasculaire complicaties. Uit<br />
de resultaten van een review uit 2010 blijkt dat perioperatief statine gebruik geassocieerd wordt met een verbetering<br />
in postoperatieve uitkomsten en een reductie in serumlipidespiegels en spiegels van inflammatoire markers [Winkel<br />
CONCEPT<br />
54