Richtlijn CVRM feb2013 - KNMP
Richtlijn CVRM feb2013 - KNMP
Richtlijn CVRM feb2013 - KNMP
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
2010]. De anti-inflammatoire en vaatprotectieve eigenschappen van statine bij patiënten die CABG (coronary artery<br />
bypass grafting) ondergaan is door Bona et all. onderzocht. De aanleiding voor dit onderzoek was het uitgangspunt dat<br />
CABG geassocieerd wordt met verscheidene perioperatieve complicaties, waardoor de duur van de ziekenhuisopname<br />
verlengd wordt, de kosten en ook de lange-termijncomplicaties toenemen. De resultaten van dit onderzoek suggereren<br />
dat statinebehandeling vroege perioperatieve complicaties na CABG kunnen reduceren. Dit effect is onafhankelijk van<br />
de basale cholesterolspiegels, en dit ondersteunt dus het perioperatief gebruik van statines in patiënten die CABG<br />
ondergaan [Bona 2011]. De resultaten uit een review uit 2011 ondersteunen ook het gebruik van statines bij personen<br />
die PCI (percutane coronaire interventie) ondergaan teneinde het cardiovasculair risico te verminderen. Volgens de<br />
reviewers zijn er 3 mechanismen van statines die de lipiden en niet-lipiden-effecten verklaren: reductie van LDLcholesterolconcentratie<br />
in serum, blokkade van de isoprenylatie van GTPases en de activatie van myocyte-protectieve<br />
enzymsystemen. De hierdoor verkregen LDL-verlaging, de afname van inflammatie biomarkers en zelfs atheroregressie,<br />
bewerkstelligen dat de incidentie van cardiovasculaire gebeurtenissen afneemt [Morales 2011].<br />
De grote vraag blijft dus in welke mate de pleiotrope effecten van statines klinisch relevant zijn. Volgens Westerweel<br />
(ea) zouden de pleiotrope effecten van statines vooral relevant kunnen zijn voor patiënten met een verhoogd lange<br />
termijn risico op HVZ, maar nog vroege stadia van atherosclerose vorming. Het argument hiervoor is dat het pleiotrope<br />
effect van statines op korte termijn een positief effect heeft op de endotheeldysfunctie, ook bij personen zonder<br />
evidente atherosclerose [Westerweel 2004]. In een systematische review en meta-analyse uit 2011 is nagegaan wat het<br />
effect van statines op perifere en coronaire endotheelfunctie is, met de achtergrondgedachte dat vroege<br />
atherosclerose gekarakteriseerd wordt door endotheeldysfunctie. Geconcludeerd wordt dat statinetherapie<br />
geassocieerd is met significante verbetering in zowel perifere als coronaire endotheel functie. Deze studie ondersteunt<br />
dus een rol voor statinetherapie in patiënten met endotheeldysfunctie [Reriani 2011]. Dit snel intredende preventieve<br />
effect van statines kan een overweging zijn om toch statines te geven aan ouderen met een relatief korte<br />
levensverwachting [Vooght 2008] en bij vaatchirurgische ingrepen [Bona 2011, Morales 2011]. Aangezien in de huidige<br />
richtlijnen (zie MDR <strong>CVRM</strong>) de pleiotrope werking niet wordt meegenomen bij de overweging om wel of niet te<br />
behandelen, en het uitgangspunt is dat de gunstige effecten door LDL verlaging pas na een aantal jaren gebruik<br />
worden waargenomen, wordt in de praktijk vaak gekozen om geen statine te starten in deze groep ouderen. Maar ook<br />
andere groepen patiënten die baat zouden kunnen hebben bij een statine, zoals de groep die van nature een laag LDL<br />
heeft, worden hierdoor uitgesloten van behandeling.<br />
Geconcludeerd kan worden dat er meer onderzoeken nodig zijn om duidelijkheid te verschaffen over de klinische<br />
relevantie van de pleiotrope effecten (zie ook [43]).<br />
C-Reactief Proteine ( CRP)<br />
Sinds de JUPITER studie uit 2008, die een positieve relatie suggereerde tussen daling van het high-sensitive CRP door<br />
behandeling met rosuvastatine en vermindering van harde eindpunten (zoals MI, CVA, arteriële revascularisatie,<br />
ziekenhuisopname ivm instabiele AP of dood tgv cardiovasculaire oorzaak), is een hevige discussie gaande over de<br />
betekenis van daling van het CRP [Ridker 2008]. Het Number needed tot treat bij de JUPITER studie was hoog<br />
(NNT=95) en de studie is voortijdig beëindigd na 1,9 jaar. De resultaten van de JUPITER trial zijn in een review in 2010<br />
opnieuw onderzocht en de reviewers concludeerden dat de eerder gepubliceerd resultaten zowel klinisch als<br />
wetenschappelijk inconsistent waren, en dat er een grote kans op bias was vanwege commerciële belangen. Deze<br />
review kon de gunstige effecten van rosuvastatine als primaire preventie van cardiovasculaire aandoeningen dus niet<br />
bevestigen [Lorgeril 2010]. Onderzoekers van een andere grote studie, de Heart Protection (HPS) study –waarin ruim<br />
20.000 patiënten met een hoog risico op HVZ simvastatine of placebo kregen, beweren zelfs dat statines in hun<br />
werking onafhankelijk zijn van de aanwezigheid van een systemische ontsteking, gemeten aan de hand van CRPwaarden<br />
[HPS 2011b].<br />
In de REVERSAL studie – een randomised controlled trial met pravastatine 40mg versus atorvastatine 80mg- bleek dat<br />
statinetherapie geassocieerd werd met een merkbare verbetering van dyslipidemie en plaque regressie. Interessant<br />
was dat reductie van CRP een onafhankelijke voorspeller van plaque regressie was, zelfs na aanpassing voor<br />
lipidenniveaus. Patiënten die een meer significante reductie bereikten in zowel LDL-C als CRP hadden de laagste score<br />
van atheroma progressie [Nissen 2005].<br />
De PROVE IT TIMI 22 studie was een secundaire preventie trial van statines met 3745 post-myocardinfarct- patiënten,<br />
die gerandomiseerd werden tot 40mg pravastatine of 80mg atorvastatine per dag. Het verlagen van CRP-spiegels als<br />
gevolg van statines was effectief voor het verbeteren van de uitkomsten, zelfs wanneer werd aangepast voor LDL-C.<br />
Hoewel atorvastatine potenter was, was er geen merkbaar subklasse verschil tussen atorvastatine en pravastatine,<br />
wanneer aangepast werd voor LDL-C en CRP-levels [Ridker 2005].<br />
Bikdeli gaat in een review in 2011 verder in op de relatie tussen CRP-spiegels en het risico op cardiovasculaire<br />
gebeurtenissen. Hij stelt dat de bevindingen van de HPS studie eerder complementair/aanvullend dan tegenstrijdig<br />
zijn aan studies zoals JUPITER, REVERSAL en de PROVE IT TIMI 22-studies. In tegenstelling tot de HPS heeft de PROVE<br />
IT TIMI 22 studie namelijk patiënten met acute coronaire syndromen geïncludeerd. CRP staat bekend als acute-fase<br />
reactant/eiwit en de CRP spiegels kunnen uitstijgen boven base line ten gevolge van de schade van een myocard<br />
infarct. De bevindingen van de PROVE IT studie kunnen dus niet vergeleken worden met de HPS studie, waar patiënten<br />
geïncludeerd zijn met stabiele klinische condities en samengestelde cardiovasculaire risicofactoren. De JUPITER studie<br />
had gezonde mensen met een verhoogd CRP spiegel, terwijl de mensen in de HPS studie al een verhoogd risico hadden<br />
op HVZ door hun conventionele risicofactoren. Bikdelie doet hierdoor de aanname dat voor mensen met een middel tot<br />
hoog risico voor HVZ, ten gevolge van conventionele risico factoren, CRP weinig toevoegt aan de risicobeoordeling<br />
[Bikdeli 2011].<br />
CONCEPT<br />
55