<strong>Richtlijn</strong>: <strong>Niet</strong>-<strong>kleincellig</strong> <strong>longcarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>)van de aangedane long berekend door het aantal resterende segmenten te delen door het totaal aantalsegmenten.Gebruik van het stroomschema wordt aanbevolen ter evaluatie van het perioperatieve risico.Uit oudere onderzoeken is gebleken dat er geen verhoogd operatierisico is als de FEV 1voor eenpneumonectomie groter is dan 2 l (voor een lobectomie: > 1,5 l). 287 In recentere onderzoeken wordtdaarentegen vaak een FEV 1boven 80% van de voorspelde waarde en een normale TLCO veiligbevonden. 288Bij patiënten met een gestoorde longfunctie is in verschillende onderzoeken gebleken dat met eenkwantitatieve longperfusiescan, de FEV 1en de TLCO een schatting kan worden gemaakt van derestfunctie na een longresectie (FEV 1‘predicted postoperatief' (ppo) en de TLCO ppo). 289,290,291 Ook kandeze ppo-waarde worden uitgerekend door middel van de segmentenmethode, 292,293 kwantitatieveventilatiescan, 294,295 of kwantitatieve CT. 296 Meestal wordt echter voor de berekening van de FEV 1ppo enTLCO ppo de calculatiemethode gebruikt: de relatieve functionele bijdrage van de rechter- en linkerlongwordt berekend met de perfusiescan, en bij (bi)lobectomie wordt de functionele bijdrage van de teresterende kwab(ben) van de aangedane long berekend met de segmentenmethode (het aantal resterendesegmenten gedeeld door het totale aantal segmenten). Hierbij is uit de meeste onderzoeken gebleken datals de FEV 1ppo > 40% is en de TLCO ppo > 40%, er geen verhoogd risico is voor resectie. 297-302Indien de FEV 1ppo < 30% is of indien zowel de FEV 1ppo als de TLCO ppo < 40% is, is het operatierisicoin de meeste onderzoeken verhoogd. 303-310 Dat deze waarden niet synoniem zijn met inoperabiliteit, blijktuit een aantal ondezoeken waarin patiënten met lagere FEV 1-waarden zonder verhoogde sterfte zijngeopereerd. In een serie uit de Mayo Clinic kon geen verhoogd risico worden aangetoond bij patiënten meteen slechte longfunctie en een mediane FEV 1ppo van 34%. 311 Wel hadden patiënten met een FEV 1onderdeze mediane waarde vaker thuis zuurstof nodig. In twee andere onderzoeken met patiënten met eengemiddelde FEV 1ppo van 31% respectievelijk 24% van de voorspelde waarde, werden goede resultatenbeschreven (geen verhoogde perioperatieve sterfte) van lobectomie van een slecht geperfundeerde kwaben van longvolumereductiechirurgie gecombineerd met resectie van verdachte nodules. 312,313Bij patiënten met een FEV 1ppo < 40%, een TLCO ppo < 40% of onverwachte dyspnoe d'effort kan metbehulp van een inspanningstest worden gepoogd het perioperatieve risico in te schatten. Hoewel eenaantal onderzoeken laat zien dat het aantal trappen dat een patiënt kan oplopen, samenhangt met hetperioperatieve risico, wordt in de meeste onderzoeken gebruikgemaakt van een fietstest waarbij deVO 2max wordt gemeten. Bij een VO 2max > 20 ml/min/kg is er geen verhoogd risico voor een longoperatie(pneumonectomie of kleinere resecties). 314,315 Voor een lobectomie geeft een VO 2max > 15 ml/min/kg geenverhoging van het risico. 316,317 Bij een VO 2max < 10 ml/min/kg wordt in enkele onderzoeken met kleinepatiëntenaantallen een hoge perioperatieve sterfte gevonden van 30-100%. Bij een dergelijk lage VO 2maxwerd ook bij abdominale chirurgie een hoge sterfte gevonden. 318 In dat onderzoek overleden perioperatiefbehalve patiënten met een slechte longfunctie ook twee patiënten met een goede FEV 1(2,5-3 l) en eendergelijk slechte VO 2max. Bolliger et al. hebben een VO 2max ppo berekend aan de hand van VO 2max enlongperfusiescan. 319 In dat onderzoek was er geen perioperatieve sterfte bij een VO 2max ppo > 10ml/min/kg en een hoge sterfte bij een VO 2max ppo < 10 ml/min/kg. <strong>Niet</strong> in alle onderzoeken werd eenverband tussen VO 2max en perioperatieve sterfte/morbiditeit gevonden. 320Hoewel in de meeste onderzoeken de VO 2max in ml/min/kg wordt uitgedrukt, wordt er ook wel voor gepleitde voorspelde waarde van de VO 2max in de berekening te betrekken, omdat in de eerstgenoemde geenrekening zou worden gehouden met onder- of overgewicht, geslacht en leeftijd. Hierbij is gesuggereerd eenVO 2max ppo van 35% van de voorspelde waarde als grenswaarde aan te houden. De literatuur is echternog te schaars om conclusies te kunnen trekken.OverigDe behandelaar en medebehandelaars zullen op grond van bovenstaande gegevens, conclusies enaanbevelingen samen met de overige klinische gegevens en de aard van de voorgenomen operatie hetperioperatieve risico moeten inschatten.Om te anticiperen op onverwachte peroperatieve bevindingen die een uitgebreidere resectie dan verwachtnodig maken, is het verstandig preoperatief te besluiten welke mate van parenchymresectie verantwoordlijkt; is ook een bilobectomie of pneumonectomie functioneel mogelijk? Aan de hoge mortaliteit van eenrechts pneumonectomie na voorbehandeling dient nadrukkelijk aandacht te worden besteed bij deoverwegingen.Indien het risico verhoogd is, moet het team van behandelaars beslissen of dit risico acceptabel wordt06/09/2011 <strong>Niet</strong>-<strong>kleincellig</strong> <strong>longcarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>) 19
<strong>Richtlijn</strong>: <strong>Niet</strong>-<strong>kleincellig</strong> <strong>longcarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>)geacht, of dat de voorkeur moet worden gegeven aan alternatieven zoals een beperktere resectie ofchemo- en/of radiotherapie. Na uitleg over aard en risico van de operatie aan de patiënt, wordt dezegevraagd of hij of zij akkoord gaat met de voorgestelde behandeling.Conclusies:LeeftijdBoven de 70 jaar is het perioperatieve risico voor longchirurgie verhoogd, vooral voor pneumonectomie,met name rechtszijdig. Deze stijging is vooral toe te schrijven aan verhoogde comorbiditeit. Boven de 80jaar lijkt het perioperatieve risico nog meer verhoogd te zijn.Niveau 3: C Naunheim 1994, 390 Damhuis 1996, 120 Pagni 1997, 419 Sioris 1999, 521 De Perrot 1999, 125 VanMeerbeeck 2002. 591LongfunctieonderzoekEr zijn aanwijzingen dat er geen verhoogd operatierisico is indien: de postbronchodilatator-FEV 1voorlobectomie > 1,5 L (voor pneumonectomie: > 2 L) is, of de FEV 1> 80%; en TLCO> 80% bij uitsluiting vaninterstitiële ziekten.Niveau 3: C Boushy 1971, 64 Bernard 2000, 49 Brunelli 2009. 71Het perioperatieve risico is niet verhoogd als, op basis van een kwantitatieve longperfusiescan /of desegmentenmethode, de na resectie verwachte FEV 1> 40% van de referentiewaarde is, dediffusiecapaciteit TLCO > 40% is en er geen onverwachte dyspnoe d'effort is. Bij FEV 1< 40% en TLCO 20 ml/min/kg: geen verhoogd risico;• VO 2max > 15 ml/min/kg: geen verhoogd risico voor lobectomie of kleinere resecties;• met VO 2max en perfusiescan: voorspelde postoperatieve VO 2max < 10 ml/min/kg: sterk verhoogdoperatierisico.Niveau 3: C Smith 1984, 525 Bechard 1987, 40 Morice 1992, 380 Walsh 1994, 606 Bolliger 1995. 60Overwegingen:LongfunctieonderzoekIn verschillende onderzoeken is er een verband tussen TLCO en perioperatief risico aangetoond. Naastdeze bepaling is de FEV 1als standaardtest opgenomen in de aanbevelingen. In de recentere literatuur isde trend om geen absolute longfunctiewaarden als grenswaarde te gebruiken, maar het percentage van devoorspelde waarde (%pred).Bij verminderde longfunctie (FEV 1en/of TLCO < 80% van voorspeld) dient de voorspelde postoperatievelongfunctie (FEV 1ppo en TLCO ppo) te worden berekend met de calculatiemethode (kwantitatieveperfusiescan gecombineerd met segmentenmethode). Bij twijfel, als de inspanningstolerantie veel beter ofveel slechter lijkt dan op grond van longfunctieonderzoek wordt verwacht, of in andere situaties waarbij eenverhoogd risico wordt vermoed, is het aan te bevelen een inspanningstest te doen met bepaling van deVO 2max. De theoretische achtergrond van deze aanbeveling is dat de VO 2max de meest fysiologischewaarde is die de zwakste schakel in hart, longen, vaten of spieren bloot kan leggen.06/09/2011 <strong>Niet</strong>-<strong>kleincellig</strong> <strong>longcarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>) 20