<strong>Richtlijn</strong>: <strong>Niet</strong>-<strong>kleincellig</strong> <strong>longcarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>)op voorhand verzekerd dient te zijn. Daarentegen geeft preoperatieve radiotherapie geen verbetering inoverleving bij andere groepen patiënten met een NSCLC.745, 746, 747. Met een radiotherapiedosis tussen55 en 65 Gy na niet-complete resectie neemt de kans op lokale controle en overleving toe ten opzichte vande kans na een dosis tussen 45 en 55 Gy.748Uit verschillende studies komt naar voren dat met gelijktijdige chemoradiotherapie een overlevingsvoordeelkan worden bereikt bij sulcus superior-tumoren in stadium III749, 750, 751, 752. Een onderzoek waarbijgelijktijdige bestraling (45 Gy) en 2 cycli met cisplatine en etoposide werd gevolgd door chirurgie bereikteeen 76% complete resectie en een 44% 5-jaarsoverleving in 110 patiënten met een T3-4, N0-1NSCLC753. In deze groep ondergingen 88 van de 95 patiënten die operabel werden geacht na dechemoradiatie een thoracotomie. Er was in 61% van de geopereerde patiënten sprake van eenpathologisch complete remissie. De 5-jaarsoverleving in de groep die een complete resectie onderging was54% tegenover 44% voor de gehele patiënten groep. In aan retrospectieve analyse van patiëntenbehandeld tussen 1994 en 2004 in het NKI-AVL werden totaal 52 patiënten behandeld waarvan 12 metchemoradiatie, ook een resectie ondergingen. Er waren 27% stadium IIB, 8% stadium IIIA, 42% stadiumIIIB and 23% stadium IV patiënten. De 5-jaarsoverleving voor patiënten die geopereerd werden was 39%.In 8 van de 12 patiënten (66%) was er een pathologisch complete remissie. In geen van de geopereerdepatiënten was er een lokaal recidief. Dit pathologische complete remissie-percentage is vergelijkbaar metdat van de eerder genoemde studie.Voor bepaling van de optimale combinatiebehandeling van deze tumor zijn geen prospectiefgerandomiseerde onderzoeken beschikbaar. Enerzijds kunnen we ervan uitgaan dat een sulcussuperior-tumor te beschouwen is als elk ander NSCLC. Anderzijds lijkt een agressievere aanpak terechtvaardigen, gezien de lokalisatie met vaak moeilijk behandelbare klachten indien er geen lokalecontrole wordt bereikt. Een multimodale aanpak met concomitant chemoradiotherapie en/of chirurgie lijktop basis van de huidige gegevens de beste resultaten te geven. Bij patiënten bij wie de primaire sulcussuperior-tumor niet primair resectabel lijkt te zijn (klinisch stadium III), wordt concomitantchemoradiotherapie geadviseerd. Nadien is monitoring van de respons belangrijk. Mocht de tumoraanzienlijk kleiner zijn geworden en/of downstaging zijn bereikt en lijkt resectie in tweede instantie tochmogelijk, dan dient dit geadviseerd te worden. Gezien de complexiteit vindt de behandeling van een sulcussuperior-tumor bij voorkeur in een centrum plaats.Conclusies:Het standaardbeleid bij sulcus superior-NSCLC bestaat uit gelijktijdige chemoradiotherapie en/of chirurgie.Niveau 1: A1, NSCLC Collaborative Group 1995 754, A1, Marino 1996 755, A1, Pritchard 1995 756; C,Komaki 1993 757, Martinez-Monge 1994 758; C, Kwong 2005 759; C, Rusch 2007 760.Overwegingen:Enerzijds is een sulcus superior-tumor te beschouwen als elk ander NSCLC. Anderzijds lijkt eenagressievere aanpak te rechtvaardigen, gezien de lokalisatie met vaak moeilijk behandelbare klachtenindien er geen lokale controle wordt bereikt. Bij deze tumor wordt de supraclaviculaire kliermetastase vaakals N1 beschouwd.Concomitant versus sequentiële chemoradiotherapieUitgangsvraagWanneer is concomitant versus sequentiële chemoradiotherapie geïndiceerd bij patiënten met een stadiumIII NSCLC?Aanbevelingen:Patiënten met stadium IIIA/IIIB NSCLC ‘performance'-score 0-1 dienen behandeld te worden met eencombinatie van gelijktijdig toegediende cisplatine bevattende chemotherapie en radiotherapie.Literatuurbespreking:Uitgangsvraag 8 (zie bijlage 5): Wanneer is concomitant versus sequentiële chemoradiotherapiegeïndiceerd bij patiënten met een stadium III NSCLC?Chemoradiotherapie bij stadium IIIA-IIIB niet-<strong>kleincellig</strong>e longcarcinomenIn 1995 werd in een meta-analyse aangetoond dat de combinatie van chemotherapie met radiotherapie debehandelingsresultaten verbetert ten opzichte van radiotherapie alleen bij inoperabele06/09/2011 <strong>Niet</strong>-<strong>kleincellig</strong> <strong>longcarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>) 49
NSCLC-patiënten761. Platinum houdende chemotherapie (meestal gegeven voorafgaand aan deradiotherapie) verbeterde de 5-jaarsoverleving van 2% naar 4%. In een meer recente meta-analyse werddit resultaat bevestigd762.In verschillende onderzoeken werden sequentiële en gelijktijdige gegeven chemoradiotherapie bij stadiumIIIA/IIIB NSCLC met elkaar vergeleken (Zie tabel hieronder)763, 764, 765, 766, 767, 768, 769 . Recent zijnde uitkomsten van een meta-analyse, van gepubliceerde en ongepubliceerde trials gebaseerd opindividuele patiënten gegevens, gepubliceerd die de vraag betreffende superioriteit van sequentiële ofgelijktijdig gegeven chemoradiotherapie beantwoord770. Er werden trials geïncludeerd die het insluiten vanpatiënten hadden beëindigd in 2003. Zeven studies werden geïdentificeerd. Van één studie waren depatiëntengegevens niet opvraagbaar771, wel waren de individuele patiëntengegevens van zes studiesbeschikbaar (1205 patiënten, 92 % van het totaal aantal gerandomiseerde patiënten). De medianefollow-up was 6 jaar en niet verschillend in beide armen. Het merendeel van de patiënten had eenWHO-‘performance'-score van 0 of 1(98% van de patiënten). Er werd een significant voordeel gevondenvoor de concomitante chemoradiotherapie wat betreft de overleving (HR=0,84, 95% BI., 0,74-0,95, p =0,004) met een absoluut 3-jaarsoverlevingsvoordeel van 5.7% (18.1% in de sequentiële arm en 23.8% inde gelijktijdig gegeven chemo-radiotherapie arm) en een overlevingsvoordeel van 4,5% op 5 jaar. Ditoverlevingsvoordeel werd bereikt door een betere locale controle bij de concomitante chemoradiotherapiebehandelde patiënten groep. (HR=0.77, BI., 0.62-0.95, p=0.01). Er was tussen sequentiële of gelijktijdiggegeven chemoradiotherapie geen verschil in de kans op metastasering op afstand. Wel leidde gelijktijdigechemoradiotherapie tot een verhoogde kans op ernstige acute slokdarmtoxiciteit (graad 3-4) (18%) tenopzichte van de sequentiële behandeling (4%) met een relatief risico van 4.9% (95% BI., 3.1-7,8; p