VLAAMSERAAD - Vlaams Parlement

[ 1611
5. het concipiëren van alternatieve projectvoorstellen, waarvoor vooralsnog geen
voldoende personeel, perspectieven of middelen op korte termijn beschikbaar
zijn; deze toekomstgerichte onderwerpen worden in addendum bij het jaarprogramma
gevoegd.
Energie
Inzake (niet-nucleaire) energie heeft de VIT0 als regionale instelling ontstaan uit het
nationale SCK/CEN, de ambitie om een excellentiecentrum te worden voor beleidsondersteunend
onderzoek, technology assessment of technologie beoordeling, technologisch
onderzoek en industriële valorisatie. Dit alles binnen het brede maatschappelijke
en economische kader van de regionale, nationale, europese en mondiale
energie-, grondstoffen- en milieuproblematiek.
Om dit te bereiken heeft de Instelling beleidsopties uitgestippeld zowel i.v.m. de pijlers
waarop het programma “Energie” moet verankerd zijn, als qua prioritair in te zetten
mensen en middelen.
De vier pijlers waarop het Energieprogramma zal steunen zijn :
- Rationeel Energiegebruik
- Technologische Vernieuwing
- Alternatieve Energievectoren
- Energie, Milieu en Maatschappij
De keuze van deze vier pijlers is zowel operationeel als strategisch verantwoord.
Operationeel verantwoord omdat enerzijds de intern aanwezige know-how en expertise,
opgebouwd in vroegere nationale en internationale projecten, daarbij gevaloriseerd
wordt en omdat anderzijds in de Vlaamse Instelling rondom deze vier pijlers een
synergie en wisselwerking ontstaat met de andere programmasectoren : respectievelijk
milieu en grondstoffen.
Strategisch schragen deze pijlers ook het universele concept van “duurzame ontwikkeling”,
dat niet enkel internationaal of europees gestalte moet krijgen, maar ook
regionaal moet waar gemaakt worden. Dit veronderstelt een herdefiniëren en een
optimaliseren van het samenspel tussen economie, technologie en milieu - met energie
als cruciale spil - en een rigoureus beleid waarbij ecologische criteria de economische
ontwikkeling en groei inderdaad “duurzaam” maken. De mogelijke acties die daartoe
kunnen gevoerd worden zijn :
vermindering van het verbruik;
substitutie;
hernieuwbaarheid of herbruikbaarheid;
optimalisering;
reductie van de resterende afiralstromen en hun mogelijke ecologische impact.
506 (1990-1991) - Nr. 1