VLAAMSERAAD - Vlaams Parlement

506 (1990-1991) - Nr. 1 Wl
* 0 & 0-inspanningen zijn ook niet altijd ~1s dusdanig zichtbaar, en ook niet altijd
als dusdanig meetbaar. Vele bedrijven houden er geen 0 & 0-budget op na. Dit
betekent echter nog niet dat 0 & 0-inspanningen, verfijningen en optimalisatie
van het produktieproces, of initiatieven tot productdiversificatie afwezig zouden
zijn.
Het kan best dat zo’n initiatieven vaak op meer geïntegreerde wijze deel uit maken
van de aktiviteiten van het productieproces, en bijgevolg niet als dusdanig
opgenomen zijn in een apart budget. Dit maakt echter dat de cijfers over de 0 &
0-intensiteit teveel georiënteerd zijn op die sectoren waar een apart 0 & 0 budget
bestaat.
* Er stelt zich ook een probleem omtrent de precieze waarde van een hoge 0 & 0
intensiteit in een bedrijf of sector.
Door het feit dat 0 & 0-uitgaven niet meteen als direct “productief’ kunnen
worden beschouwd vormen ze voor heel wat bedrijven in de eerste plaats een
“last”. Die last kan nogal verschillen van bedrijf tot bedrijf, van sector tot sector,
* van land tot land. Van de belangrijkste industriële 0 & 0 intensieve landen (USA,
Japan, Duitsland,Frankrijk, Italië en Zweden) scoort Japan het best, want de 0
& 0-uitgaven wegen het minst door op de Bruto Exploitatiekosten van de
bedrijven in de sector (17), en dit niettegenstaande het feit dat de Japanse
industrie vooraan staat als het om de financiering van 0 & 0 uit eigen middelen
gaat. De hoogtechnologische sectoren uit de Verenigde Staten en Zweden
hebben de minst gunstige verhouding 0 & O/Bruto exploitatiekosten. Dat
betekent dus dat in verhouding de positie van de bedrijven in deze sectoren
minder gunstig is, ondanks hun hoge 0 & 0 intensiteit.
Algemeen beschouwd is de 0 & 0-intensiteit slechts één factor in het bepalen van
de competitiviteit van een bedrijf, of een sector. Het zijn uiteindelijk de graad van
importpenetratie en de capaciteit om op de exportmarkt elastisch te kunnen
inspelen die meer rechtstreekse indicatoren leveren voor het meten van de
competiviteit. Een land met een lage uitvoer-elasticiteit en een hoge graad van
importpenetratie in de hoog-technologische sector, is daarom kwetsbaar voor
buitenlandse concurrentie(op de interne en externe markt),, ongeacht het feit of
dat land een dominante positie heeft in deze 0 & 0-intensieve sector of niet.
Daarnaast is grote waakzaamheid geboden wanneer vanuit de competitiviteit van een
sector extrapolaties worden gemaakt naar de ganse economie toe. Vooral de veronderstelling
dat de mate waarin een land succesvol is in de hoogtechnologische sectoren dit
succes ook overslaat op de rest van de economie is ongegrond. De verschillende fasen
in de technologische innovatiecyclus behoeven immers steeds specifieke 0 & Oinspanningen
om de technologie in te lassen in het productieproces. Zonder deze bijkomende
0 & 0-inspanningen geraakt de technologie niet bij deze sectoren die
vragende partij zijn van technologische innovaties die in een eerdere fase zijn
ontwikkeld.
(17)
Het deel van de toegevoegde waarde na aftrek van de loonkosten.