VLAAMSERAAD - Vlaams Parlement

[ 257 1 506 (1990-1991) - Nr. 1
* Tenslotte - wat het industriële valorisatie potentieel betreft- kaderen deze voorwaarden
in mijn voornemen om het wetenschappelijk-technologisch onderzoek te
oriënteren naar industriële toepassingen. Dit alles uiteraard op voorwaarde dat
hierbij alle fasen van het industrieel wetenschappelijk onderzoek blijvend aan bod
zouden kunnen komen.
4.6.4. COST-acties
De COST-acties hebben volgende doelstellingen :
1. Voorzien in een flexibel kader voor Europese samenwerking op het gebied van
zuiver en toegepast wetenschappelijk en technisch onderzoek zonder dat er
formele eisen worden gesteld voor de bijzondere onderzoekssectoren waarop de
COST-activiteiten betrekking hebben.
2. Internationale onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten stimuleren en uitvoeren
die inspelen op duidelijk vastgestelde behoeften en waarvoor de flexibele coördinatie
binnen en door COST het best geschikt is.
3. De onderzoeks- en ontwikkelingssamenwerking tussen industrie, in het bijzonder
de kleine en middelgrote ondernemingen, wetenschappelijke instituten, universiteiten
en nationale onderzoekscentra bevorderen op het gebied van het precompetitieve
onderzoek ; alsook de interdisciplinaire aanpak van de onderzoeksen
ontwikkelingssamenwerking uitbreiden.
4. Wetenschappelijke netwerken oprichten en nieuw wetenschappelijk talent via
deelneming aan COST-projecten steunen.
In geval van COST-acties kunnen initiatieven uitgaan van de industrie en de wetenschappelijke
instellingen van zowel de lidstaten van de EG als van de EFTA-landen.
De tussenkomst van de Europese Commissie beperkt zich tot*de coördinatie en
financiering van de daarmee gepaard gaande kosten. Dat gebeurt door een secretariaat
van Europese ambtenaren. Elke COST-actie wordt gecoördineerd door een Comité
waarin alle partners op gelijke voet vertegenwoordigd zijn. De deelnemende landen in
een bepaalde COST-actie bekostigen ieder dat deel van het project waarvoor zij zich
hebben aangemeld. De afzonderlijke landen zijn bij deze acties volledig vrij. Elk land
kan ten allen tijde toetreden en meedoen.
Na een verkennende fase in het begin van de jaren zeventig zijn drie hoofdgebieden
naar voren gekomen :
- onderlinge aanpassing van de verschillende normen en voorschriften van de
Europese landen om een zo ruim mogelijke grensoverschrijdende harmonisatie tot
stand te brengen, bijvoorbeeld op het gebied van telecommunicatie en verkeer ;