VLAAMSERAAD - Vlaams Parlement

506 (1990-1991) - Nr. 1 172 1
De generieke maatregelen zijn hoofdzakelijk op de KMO’s gericht. De financiële
stimuli bevorderen bovendien een specifiek innovatiestadium van de technologische
vernieuwing. De niet-financiële maatregelen omvatten voornamelijk adviesverlening
en het opzetten van technologiecentra en ondcrzoeksparken. Len uitzondering op de
KMO-gerichtheid van de stimuli wordt gevormd door de Renewal Funds, verplichte
belastingsvrije reserves voor bedrijven met WIJ winst groter dan 500.000 SKR.
De specifieke steunmaatregelen voor 0 & 0 bestaan uit technologieprogramma’s.
Zweden lanceerde slechts 2 nationale technologieprogramma’s, het Nationaal Microelectronica
Programma en het Inf&-matietechnologieprogramma. Daarnaast echter
initieert de Nationale Raad voor Technische Ontwikkeling (STU) technologieprogramma’s.
Binnen het kader van deze programma’s verenigen bedrijven met gemeenschappelijke
onderzoeksinteresse hun krachten voor het verrichten van onderzoek.
Sommige van deze programma’s worden in samenwerking met andere overheidsinstanties
gelanceerd en zijn vergelijkbaar met een nationaal programma. Enkel de
budgettaire omvang is beperkter.
Institutioneel kader
Het ministerieel besluitvormingsproces in verband met het Zweedse technologiebeleid
mondt uit, in de stemming van een 3-jaarlijkse onderzoekswet in het parlement.
De beleidsvoorbereiding gebeurt in onderzoekscommissies en adviesraden en aan de
hand van de budgetten afkomstig van de overheidsagentschappen verantwoordelijk
voor de uitvoering van het beleid. De coördinatie met betrekking tot het beleidsvoorstel
valt onder de verantwoordelijkheid van de eerste minister.
De beleidsuitvoering gebeurt door een groot aantal overheidsagentschappen die
politiek onafhankelijk georganiseerd zijn en die elk voor het onderzoek binnen hun
maatschappelijke sector verantwoordelijk zijn. De Nationale Raad voor Technische
Ontwikkeling (STU) is het belangrijkste overheidsagentschap voor de ondersteuning
van het industriegericht technologiebeleid. Deze instelling beschikt echter relatief
gezien over weinig middelen. De aandacht van de overheid gaat immers in eerste
instantie uit naar het fundamenteel onderzoek en onderwijs aan de universiteiten.
Het onderzoek zelf gebeurt in de bedrijven, aan de universiteiten en in coöperatieve
onderzoeksinstellingen, deze laatste instellingen worden opgericht door STU en
bedrijven met gemeenschappelijke onderzoeksinteressen. Op enkele uitzonderingen
na telt Zweden geen overheidsonderzoeksinstellingen. Dit is een gevolg van een
basisresolutie waarin werd gesteld dat de overheid gebruik moet maken van de
beschikbare 0 & 0-competentie aan de universiteiten.
Maatschappelijke context
Zweden heeft een constitutionele monarchie als staatsvorm. Deze kadert binnen een
parlementair democratisch systeem. De verantwoordelijkheid voor de beleidsvorming
en - uitvoering is bijzonder difius georganiseerd. De beleidsuitvoering gebeurt in een