01.01.2015 Views

Doctoraatstrajecten in Vlaanderen - Universiteit Gent

Doctoraatstrajecten in Vlaanderen - Universiteit Gent

Doctoraatstrajecten in Vlaanderen - Universiteit Gent

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Doctoraatstrajecten</strong> <strong>in</strong> <strong>Vlaanderen</strong><br />

schillende <strong>in</strong>stroomcohortes. Als junior onderzoekers er langer dan acht jaar over doen,<br />

worden ze gerekend bij diegene die geen doctoraat hebben behaald. In Hoofdstuk 5<br />

konden we al zien dat vooral <strong>in</strong> de beg<strong>in</strong>jaren (1990-1992) de succescijfers van de vrouwen<br />

die van de mannen benaderen, terwijl er <strong>in</strong> sommige recentere jaren een erg groot<br />

verschil is (14,6% verschil <strong>in</strong> het voordeel van de mannen <strong>in</strong> 2000-2001). In de laatste<br />

jaren is dit verschil terug kle<strong>in</strong>er maar deze cijfers zijn niet volledig vergelijkbaar aangezien<br />

de junior onderzoekers nog geen acht jaar konden worden gevolgd met hun doctoraat.<br />

Het is wel zo dat de succesgraden zowel voor mannen als voor vrouwen zijn<br />

gestegen over de jaren heen. Deze trend evolueert wel trager bij vrouwen dan bij mannen.<br />

Over de twee cohortes (1990-1997 en 1997-2004) bekeken, bedraagt het verschil <strong>in</strong><br />

slaagkans tussen mannen en vrouwen gemiddeld 6,6% (zie Tabel 8.3). Is geslacht hier<br />

echter doorslaggevend, of komt het door de ondervertegenwoordig<strong>in</strong>g <strong>in</strong> bepaalde<br />

wetenschapsdiscipl<strong>in</strong>es die een hoger percentage doctoraten afleveren dan gemiddeld<br />

Is er met andere woorden nog sprake van geslachtsverschillen b<strong>in</strong>nen de verschillende<br />

wetenschapsclusters of vallen geslachtsverschillen dan weg In Tabel 8.3 bekijken we de<br />

succesgraden van geslacht per wetenschapsgebied voor de twee cohortes. Deze analyse<br />

nuanceert de verschillen <strong>in</strong> geslacht, maar deze verdwijnen niet volledig na het <strong>in</strong> reken<strong>in</strong>g<br />

brengen van wetenschapsgebied.<br />

Ten eerste blijkt uit de tabel dat de tweede <strong>in</strong>stroomcohorte bijna overal succesvoller is<br />

dan de eerste. Dit is opvallend positief gezien het feit dat niet alle <strong>in</strong>stromers van deze<br />

tweede cohorte een volledige termijn van acht jaar gevolgd kon worden. In alle andere<br />

wetenschapsgebieden is er een merkbaar verschil tussen 1990-1997 en 1997-2004 van<br />

m<strong>in</strong>stens 6,9 procentpunten (vrouwen <strong>in</strong> de humane wetenschappen; ²=1,78, df=1,<br />

p>0,05) tot een verschil van 12,5 procentpunten (vrouwen <strong>in</strong> de toegepaste wetenschappen;<br />

²=0,99; df=1; p>0,05). In absolute aantallen behaalde doctoraten is er overal een<br />

stijg<strong>in</strong>g tegenover de eerste <strong>in</strong>stroomcohorte. Dit is logisch, aangezien de <strong>in</strong>stroom van<br />

junior onderzoekers ook sterk is toegenomen e<strong>in</strong>d de jaren ‘90.<br />

Ten tweede blijkt dat er opvallende verschillen blijven bestaan tussen mannen en vrouwen<br />

b<strong>in</strong>nen een aantal wetenschapsclusters voor beide <strong>in</strong>stroomcohortes. Enkel bij de<br />

eerste <strong>in</strong>stroomcohorte behalen vrouwen b<strong>in</strong>nen de exacte wetenschappen hogere succesgraden<br />

(61,3%) dan mannen. Dit is net een cluster waar de succesgraden een stuk<br />

hoger liggen dan <strong>in</strong> de andere wetenschapsgebieden. Het verschil met de succesgraad<br />

van de mannen <strong>in</strong> dit jaar (57,5%) is echter niet significant. Van alle vrouwen die <strong>in</strong><br />

1990-1991 <strong>in</strong>stroomden <strong>in</strong> de exacte wetenschappen, behaalden 74,2% hun doctoraat,<br />

<strong>in</strong> 1994-1995 waren er dat 67,1% (zie Bijlage 8.3). Dergelijke hoge succesgraden werden<br />

<strong>in</strong> latere jaren niet meer bereikt of zelfs geëvenaard door mannen <strong>in</strong> deze of andere<br />

<strong>in</strong>stroomjaren, en ook niet door vrouwen <strong>in</strong> de andere <strong>in</strong>stroomjaren.<br />

In de medische, sociale en humane wetenschappen zijn de succesgraden bij de mannen<br />

uitgesproken hoger voor beide <strong>in</strong>stroomcohortes. Bij de medische wetenschappen zien<br />

we het verschil <strong>in</strong> succesgraden tussen mannen en vrouwen iets afnemen van 7,9% naar<br />

5,7%, door een sterkere stijg<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de vrouwelijke succesgraden, terwijl bij de humane<br />

wetenschappen de discrepantie toeneemt: van 9,1% naar 12,7%, wegens een sterkere stijg<strong>in</strong>g<br />

<strong>in</strong> succesgraden van de mannen. Bij de sociale wetenschappen blijft dit verschil<br />

ongeveer even groot (-0,7%). De verschillen <strong>in</strong> succescijfers tussen mannen en vrouwen<br />

<strong>in</strong> de exacte en toegepaste wetenschappen zijn niet significant. In de medische weten-<br />

136

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!