02.05.2013 Views

richtlijn Vroegtijdige opsporing aangeboren hartafwijkingen

richtlijn Vroegtijdige opsporing aangeboren hartafwijkingen

richtlijn Vroegtijdige opsporing aangeboren hartafwijkingen

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

JGZ-standaard / <strong>Vroegtijdige</strong> <strong>opsporing</strong> van <strong>aangeboren</strong> <strong>hartafwijkingen</strong> 0-19 jaar<br />

Verwijzen<br />

Kinderen worden verwezen volgens het beslisschema. Hierbij is een onderscheid<br />

gemaakt tussen verwijzingen met spoed en gewone verwijzingen.<br />

Spoedig (telefonisch) contact met de huisarts is noodzakelijk wanneer een aandoening<br />

wordt vermoed die op korte termijn een ernstige bedreiging voor de gezondheid<br />

vormt. Alarmsymptomen hierbij zijn: centrale cyanose en/of kortademigheid. De verpleegkundige<br />

JGZ overlegt bij een dergelijk vermoeden direct met de arts op het<br />

bureau. Indien dat niet mogelijk is, zoekt hij/zij contact met de huisarts voor overleg.<br />

Indien een hartafwijking wordt vermoed die niet acuut bedreigend lijkt, is schriftelijke<br />

verwijzing naar de huisarts voldoende. In de verwijsbrief moet bij voorkeur een<br />

duidelijk verzoek tot verwijzing naar de kinderarts worden gedaan waarbij het eigen<br />

oordeel helder wordt verwoord.<br />

Als er sprake is van twijfel over de aard van het geruis, wordt bij zuigelingen een vervolgafspraak<br />

gemaakt na maximaal vier weken. De overwegingen worden aan de<br />

ouders uitgelegd. Indien na die vervolgafspraak twijfel blijft bestaan, wordt alsnog<br />

verwezen. Een dergelijk werkwijze verlaagt weliswaar de specificiteit van de screening<br />

maar verhoogt de sensitiviteit en kan voorkómen dat kinderen ernstig ziek worden.<br />

Het is vervolgens belangrijk na te gaan wat er met de verwijzing gebeurd is en wat de<br />

uiteindelijke diagnose is geweest.<br />

6.2 Sociaal-medische begeleiding<br />

67<br />

Algemeen<br />

Belangrijk is het geven van de juiste informatie. Wanneer een kind een onschuldig<br />

geruis heeft, moet dat aan de ouders verteld worden met duidelijke uitleg over het<br />

ontstaan van dat geruis. Daarnaast moet benadrukt worden dat een dergelijk geruis<br />

geen enkele betekenis heeft voor de gezondheid van het kind omdat er immers geen<br />

sprake is van een (anatomische) afwijking. Als er wel sprake is van een hartafwijking<br />

is de kinderarts/-cardioloog de belangrijkste raadgever, omdat deze voor elke individuele<br />

situatie een inschatting kan maken van de belastbaarheid en mogelijkheden<br />

van het kind.<br />

Binnen de JGZ kan aanvullende uitleg en informatie over de aandoening en de mogelijkheden<br />

van het kind gegeven worden. Ook hier kan worden stilgestaan bij de onzekerheden<br />

en angsten die ouders hebben. Een kind kan en mag vaak meer dan ouders<br />

en omgeving denken. Om te voorkómen dat een kind als ‘zieke’ wordt behandeld is<br />

het belangrijk dat de andere gezinsleden, familie en omgeving (zoals de school) worden<br />

ingelicht over de aandoening en de beperkingen die daar al dan niet bij horen.<br />

Ouders en patiënten kunnen worden gewezen op de activiteiten van de<br />

Patiëntenvereniging Aangeboren Hartafwijkingen (lotgenotencontact, informatie en<br />

belangenbehartiging). Deze vereniging organiseert themaweekenden, contactdagen<br />

en avonden waarin alle aspecten van het dagelijkse leven aan bod komen. De

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!