02.05.2013 Views

richtlijn Vroegtijdige opsporing aangeboren hartafwijkingen

richtlijn Vroegtijdige opsporing aangeboren hartafwijkingen

richtlijn Vroegtijdige opsporing aangeboren hartafwijkingen

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

JGZ-standaard / <strong>Vroegtijdige</strong> <strong>opsporing</strong> van <strong>aangeboren</strong> <strong>hartafwijkingen</strong> 0-19 jaar<br />

Staten (Yi et al.,2002). Hieruit bleek dat echocardiografisch onderzoek de hoogste sensitiviteit<br />

had, maar dat het vergeleken met verwijzen naar de kindercardioloog bijna<br />

vijf keer duurder was. De meest kosteneffectieve optie in deze studie was om na goed<br />

lichamelijk diagnostisch onderzoek alle kinderen met een geruis naar een kindercardioloog<br />

te verwijzen (Yi et al.,2002).<br />

Conclusie van de werkgroep<br />

Voor een aantal onderdelen van het screeningsprogramma op <strong>aangeboren</strong> <strong>hartafwijkingen</strong>,<br />

zoals dat nu in de JGZ gebeurt, is niet voldoende bewijs (zie tabel 7.1). The<br />

National Health and Medical Research Council in Australië (NHMRC,2002) komt ook tot<br />

die conclusie maar beveelt aan om wél door te gaan met de screening.<br />

Naar de mening van de werkgroep is er alles bij elkaar genomen voldoende bewijs<br />

voor handhaving van de screening. De verschillende artsen blijken redelijk tot goed<br />

in staat te zijn een correcte beoordeling te geven van een hartgeruis. Worden andere<br />

aspecten daarin meegenomen en wordt volledig volgens protocol gewerkt dan is het<br />

mogelijk complicaties door een <strong>aangeboren</strong> hartafwijking te voorkomen. De aanwezigheid<br />

van duidelijke <strong>richtlijn</strong>en, goede training van medisch personeel en vroege<br />

screening zijn hiervoor een voorwaarde. De screening op <strong>aangeboren</strong> hartafwijking<br />

valt, evenals de uit de screening voortkomende onderzoeken op indicatie, onder het<br />

uniforme deel van het BTP.<br />

7.4 Contactmomenten<br />

76<br />

In Nederland begeleiden verloskundigen jaarlijks ongeveer de helft van alle bevallingen<br />

in de eerste lijn, thuis of poliklinisch. Een deel van de vrouwen wordt gedurende<br />

het baringsproces overgedragen aan de tweede lijn. Uiteindelijk bevalt ongeveer een<br />

derde van alle barende vrouwen daadwerkelijk onder de verantwoordelijkheid van de<br />

verloskundigen (Offerhaus,2002). Verloskundigen onderzoeken direct post partum in<br />

principe alle zuigelingen die onder hun verantwoordelijkheid zijn geboren. In grote<br />

lijnen voeren verloskundigen dit onderzoek uit conform de aanbevelingen zoals verwoord<br />

in de NHG-standaard ‘Onderzoek van de pasgeborene’ (2001). Daarnaast observeren<br />

verloskundigen de pasgeborene tijdens de eerste levensweek, waarbij onder<br />

andere gelet wordt op tekenen van een nog niet ontdekte hartafwijking, zoals inspanningsintolerantie<br />

en kleur. Zij zijn daartoe bevoegd en opgeleid (Besluit,1997;<br />

Daemers,2002).<br />

Volgens de NHG-standaard ‘Onderzoek van de pasgeborene’ kan het onderzoek direct<br />

na de geboorte wat betreft <strong>hartafwijkingen</strong> beperkt worden tot beoordeling van de<br />

kleur van het kind, de hart- en ademhalingsfrequentie (Apgarscore) en de inspanningstolerantie<br />

(voeding) in de weken daarna. Een eenmalig onderzoek door een arts<br />

in de kraamperiode heeft geen meerwaarde als het neonatale onderzoek goed is<br />

gedaan. Een groot deel van de <strong>aangeboren</strong> <strong>hartafwijkingen</strong> geeft pas vanaf de tweede

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!