richtlijn Vroegtijdige opsporing aangeboren hartafwijkingen
richtlijn Vroegtijdige opsporing aangeboren hartafwijkingen
richtlijn Vroegtijdige opsporing aangeboren hartafwijkingen
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
JGZ-standaard / <strong>Vroegtijdige</strong> <strong>opsporing</strong> van <strong>aangeboren</strong> <strong>hartafwijkingen</strong> 0-19 jaar<br />
7.2 De screeningstest<br />
74<br />
Een screeningstest is een onderdeel van een screeningsprogramma. Als ‘screeningstest’<br />
voor de <strong>opsporing</strong> van <strong>aangeboren</strong> <strong>hartafwijkingen</strong> in de JGZ zijn de anamnese<br />
en het lichamelijk onderzoek het meest bruikbaar vanwege de praktische toepasbaarheid,<br />
maar de test voldoet niet aan alle criteria voor een screeningstest (Cochrane &<br />
Holland,1971). Het onderzoek is bijvoorbeeld niet eenvoudig, niet voldoende accuraat,<br />
niet altijd goed interpreteerbaar en niet goed reproduceerbaar (zie tabel 7.1,<br />
punt 4). Wanneer de test volgens protocol wordt uitgevoerd zijn de testeigenschappen<br />
sensitiviteit en specificiteit gunstig.<br />
Testeigenschappen<br />
De test (anamnese en lichamelijk onderzoek) bestaat uit diverse onderdelen. Vooral<br />
het beoordelen van hartgeruisen is uitgebreid wetenschappelijk onderzocht.<br />
Uit verschillende onderzoeken blijkt dat met routinematig onderzoek gericht op hartgeruisen<br />
door een kinder- of huisarts kort na de geboorte en op de leeftijd van 6<br />
weken niet alle <strong>aangeboren</strong> <strong>hartafwijkingen</strong> opgespoord worden (Ainsworth et<br />
al.,1999; Gregory et al.,1999; Hall,1996; Wren et al.,1999). De sensitiviteit van dit routinematige<br />
onderzoek was 44% en de positief voorspellende waarde 54% (Ainsworth<br />
et al.,1999). Deze lage sensitiviteit wordt veroorzaakt doordat bij een gedeelte van de<br />
<strong>hartafwijkingen</strong> nog geen symptomen aanwezig zijn. Dat betekent dat een normaal<br />
lichamelijk onderzoek in de eerste weken geen zekerheid geeft over de aan- of afwezigheid<br />
van een <strong>aangeboren</strong> hartafwijking.<br />
Een andere studie toonde aan dat niet gespecialiseerde kinderartsen een goede beoordeling<br />
van een geruis konden geven als het ging om een onschuldig geruis (Hansen et<br />
al.,1995). Was er echter sprake van twijfel dan werd vaak ten onrechte gedacht aan<br />
een afwijking, met daarbij onnodige verwijzingen. Dit werd ook gevonden bij een<br />
meer algemeen onderzoek naar de effectiviteit van onderzoek in de JGZ (Magnusson<br />
et al.,2001). Hierbij werd tevens geconcludeerd dat de rol van de JGZ voornamelijk ligt<br />
in het detecteren van minder ernstige ziekten, omdat de ernstiger gevallen al direct<br />
postnataal ontdekt worden.<br />
Farrer (Farrer & Rennie,2003) onderzocht of senior house officers (vergelijkbaar met<br />
arts-assistenten) neonatale hartgeruisen kunnen beoordelen. Zij bleken indien volgens<br />
gestandaardiseerde <strong>richtlijn</strong>en werd gewerkt, goed te kunnen beoordelen of<br />
geruisen afwijkend waren. De sensitiviteit hierbij was 71%, de specificiteit 91% en de<br />
positief voorspellende waarde 71%. Bij kindercardiologen werden vergelijkbare waarden<br />
gevonden bij het ausculteren van geruisen (McCrindle,2000).<br />
Het enige onderzoek dat breder naar het lichamelijk onderzoek op <strong>hartafwijkingen</strong><br />
heeft gekeken dan alleen naar het detecteren van hartgeruisen, is het onderzoek van<br />
Juttmann (Juttmann,1999) waarin de screening op <strong>aangeboren</strong> <strong>hartafwijkingen</strong> in de<br />
JGZ werd onderzocht. Hierbij werd in de patiëntenpopulatie van de kindercardiologie<br />
gekeken in hoeverre de JGZ kinderen met een matige tot ernstige hartafwijking ‘op