Tekst - Vlaams Parlement
Tekst - Vlaams Parlement
Tekst - Vlaams Parlement
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
-1203- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
Vraag nr. 58<br />
van 12 januari 2001<br />
van mevrouw ISABEL VERTRIEST<br />
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen – Sociale<br />
huisvesting<br />
De problematiek van het tekort aan sociale<br />
(huur)woningen staat hoog op de politieke agenda.<br />
De regering doet een maximale inspanning om in<br />
de huidige periode een groot aantal, minimaal vijftienduizend,<br />
sociale woningen te realiseren. Het socialehuisvestingsbeleid<br />
is een bevoegdheid van minister<br />
Sauwens. Het algemene (ruimtelijke) kader<br />
van het wonen, ook de prognoses, is gesitueerd bij<br />
de minister van Ruimtelijke Ordening.<br />
De gemeentelijke woningbehoeftestudie vormt op<br />
gemeentelijk niveau het instrument bij uitstek om<br />
meer sturing te geven aan het lokaal woonbeleid.<br />
Ze wordt in twee gevallen opgesteld : in het kader<br />
van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, en<br />
ter motivatie van het aansnijden van een woonuitbreidingsgebied.<br />
De problematiek van voldoende sociale huurwoningen<br />
op de juiste locatie komt in de meeste woningbehoeftestudies<br />
maar mondjesmaat en vrijblijvend<br />
aan bod.<br />
De woningbehoeftestudie biedt een ideale gelegenheid<br />
om ook op gemeentelijk niveau een beter inzicht<br />
te krijgen in de lokale woonbehoeften m.b.t.<br />
het socialewoningenbestand. Bij de bepaling van<br />
de kwantitatieve woonbehoefte kan nader worden<br />
ingegaan op de kwantitatieve behoefte aan sociale<br />
woningen. Bij de kwalitatieve behoeftebepaling<br />
kan duidelijker dan nu worden aangegeven welke<br />
locaties in het bijzonder geschikt zijn voor sociale<br />
huurwoningen, doordat ze gunstig zijn gesitueerd<br />
ten opzichte van de kern of van bepaalde voorzieningen.<br />
In de beleidselementen kunnen uitspraken<br />
worden gedaan over het na te streven aantal bijkomende<br />
socialehuurwoningen, de locatie ervan en<br />
de gemeentelijke financiële en materiële inspanningen<br />
die hiervoor nodig zijn.<br />
1. Welk percentage woningen is al schriftelijk<br />
"toegewezen" aan gemeenten door middel van<br />
de goedgekeurde gemeentelijke woningbehoeftestudies<br />
In welke mate worden de streefcijfers<br />
van het RSV (Ruimtelijk Structuurplan<br />
Vlaanderen) gehaald of overschreden <br />
2. Welke aantallen bijkomende sociale woningen<br />
worden in deze studies genoemd <br />
3. Wordt er in de gemeentelijke woonbehoeftestudie<br />
wel voldoende aandacht besteed aan sociale<br />
huurwoningen Zo neen, op welke wijze denkt<br />
de minister de aandacht hiervoor te vergroten <br />
Antwoord<br />
1. In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen<br />
worden geen behoefteberekeningen inzake sociale<br />
huisvesting opgenomen.<br />
Sociale huisvesting wordt, net als bijvoorbeeld<br />
huisvesting voor bejaarden, appartementsbouw,<br />
gezinswoningen, enzovoort, gezien als een deel<br />
van een globale behoefte aan woningen. Die<br />
globale behoefte is voor Vlaanderen geschat op<br />
400.000 bijkomende woningen over de periode<br />
1992-2007, de planperiode van het Ruimtelijk<br />
Structuurplan Vlaanderen.<br />
Volgens gegevens van de <strong>Vlaams</strong>e Huisvestingsmaatschappij<br />
zouden er in de periode 1991 tot<br />
2000 om en bij de 26.500 sociale woningen gebouwd<br />
zijn. Het gros daarvan, met name 70 %,<br />
betreft sociale huurwoningen.<br />
Het komt mijn collega minister Sauwens toe om<br />
aan te geven in welke mate dit cijfer tegemoetkomt<br />
aan de doelstellingen van het sociaal<br />
woonbeleid.<br />
Vanuit de ruimtelijke ordening is veeleer van<br />
belang waar de woningen terechtkomen, met<br />
name in de stedelijke gebieden of het buitengebied,<br />
dan wel het totale aantal woningen dat<br />
wordt gerealiseerd. Een bijkomend principe is<br />
dat steeds in een aanbod kan worden voorzien<br />
uit het oogpunt van de behoefte. Indien die behoefte<br />
vooral bestaat uit sociale huisvesting, dan<br />
lijkt het me ook logisch dat gemeenten binnen<br />
hun woningbehoeftestudie of hun gemeentelijk<br />
ruimtelijk structuurplan hiermee rekening houden.<br />
2. In die gemeentelijke woningbehoeftestudies of<br />
structuurplannen worden meestal schattingen<br />
gemaakt van het aandeel sociale huisvesting<br />
binnen de globale berekende behoefte aan woningen.<br />
Het inschatten van de behoefte aan sociale huisvesting<br />
op gemeentelijk niveau is echter niet<br />
eenvoudig. Een uitgebreide analyse van de sociaal-economische<br />
kenmerken van de inwoners<br />
(bv. aan de hand van inkomensverwachting)<br />
wordt bijna nooit gemaakt. Bovendien biedt