Duurzame inzetbaarheid van de oudere werknemer - Handreiking ...
Duurzame inzetbaarheid van de oudere werknemer - Handreiking ...
Duurzame inzetbaarheid van de oudere werknemer - Handreiking ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
gaan (Shultz & Wang, 2007). Een an<strong>de</strong>re studie vindt echter geen verschil tussen mannen en vrouwen. Voor<br />
inkomen wor<strong>de</strong>n tegenstrijdige resultaten gerapporteerd: uit twee prospectieve studies (Blekesaune & Solem,<br />
2005; Friis e.a., 2007) blijkt dat een laag inkomen leidt tot vervroeg<strong>de</strong> pensionering, terwijl een cross-sectionele<br />
studie een samenhang rapporteert met een hoger inkomen (Szubert & Sobala, 2005). Een an<strong>de</strong>re studie vindt geen<br />
effect voor inkomen. De beschikking over inkomsten uit beleggingen en het hebben <strong>van</strong> een pensioen- of<br />
ziektekostenverzekering na pensionering zijn <strong>de</strong>terminanten <strong>van</strong> volledige pensionering (Kim & DeVaney, 2005).<br />
Uit een studie on<strong>de</strong>r Deense verpleegkundigen (Friis e.a., 2007) blijkt dat wonen op het platteland vervroeg<strong>de</strong><br />
pensionering bevor<strong>de</strong>rt, terwijl er in twee Amerikaanse studies geen effect voor etniciteit wordt gevon<strong>de</strong>n.<br />
Ten aanzien <strong>van</strong> gezondheidskenmerken is een slechtere ervaren gezondheid een risicofactor voor (vervroeg<strong>de</strong><br />
en/of volledige) pensionering; twee studies (Doshi e.a., 2007; Karpansalo e.a., 2005) beschrijven specifiek het<br />
negatieve effect <strong>van</strong> <strong>de</strong>pressieve klachten en eveneens twee studies (Kim & DeVaney, 2005; Shultz & Wang, 2007)<br />
het negatieve effect <strong>van</strong> chronische aandoeningen. Ten aanzien <strong>van</strong> leefstijl blijkt dat bij vrouwen een hogere BMI<br />
en meer fysieke activiteit in <strong>de</strong> vrije tijd vervroeg<strong>de</strong> pensionering bevor<strong>de</strong>ren (Friis e.a., 2007), hetgeen<br />
tegenstrijdig lijkt. Eén studie (Szubert & Sobala, 2005) vindt een samenhang met alcoholmisbruik, terwijl er geen<br />
associatie voor roken wordt gevon<strong>de</strong>n. Ten aanzien <strong>van</strong> werkgerelateer<strong>de</strong> persoonskenmerken blijkt een<br />
negatieve attitu<strong>de</strong> ten aanzien <strong>van</strong> werk een risicofactor te zijn, evenals negatieve verwachtingen met betrekking<br />
tot het vin<strong>de</strong>n <strong>van</strong> an<strong>de</strong>r werk, terwijl an<strong>de</strong>re studies geen effect vin<strong>de</strong>n voor affectief ’commitment’ en<br />
werkstress.<br />
Van <strong>de</strong> familiekenmerken is er voor partner status (wel/geen partner) geen eenduidigheid in <strong>de</strong> samenhang<br />
met (vervroeg<strong>de</strong>) pensionering. De effecten zijn zowel positief als negatief, als geen effect. Het hebben <strong>van</strong> een<br />
niet-werken<strong>de</strong> partner lijkt wel een risicofactor te zijn (Elovainio e.a., 2003; Friis e.a., 2007).<br />
Op het niveau <strong>van</strong> werkkenmerken zijn een hoog werktempo/werkdruk en ‘blue collar’ werk een risicofactor<br />
voor vervroeg<strong>de</strong> pensionering. Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> werkomgeving zijn het verrichten <strong>van</strong><br />
overwerk en een lage autonomie risicofactoren, terwijl er geen effecten <strong>van</strong> ploegendienst en flexibiliteit wor<strong>de</strong>n<br />
gerapporteerd. Eén studie (Herrbach e.a., 2009) beschrijft dat het aanbie<strong>de</strong>n <strong>van</strong> nieuwe taken zelfs vervroeg<strong>de</strong><br />
pensionering in <strong>de</strong> hand werkt. Ten aanzien <strong>van</strong> verhoudingen op het werk is sociale druk om met pensioen te<br />
gaan een risicofactor evenals conflicten op het werk. Van <strong>de</strong> werkomstandighe<strong>de</strong>n is vooral hoge fysieke belasting<br />
een risicofactor. Eén studie (Herrbach e.a., 2009) rapporteert dat een gunstig leerklimaat <strong>de</strong> kans op vervroeg<strong>de</strong><br />
pensionering verkleint. Op het niveau <strong>van</strong> <strong>de</strong> organisatie speelt bij één studie (Friis e.a., 2007) <strong>de</strong> sector waarin<br />
men werkt een rol. Dit on<strong>de</strong>rzoek is echter binnen één sector uitgevoerd, te weten <strong>de</strong> zorgsector. Het betreft een<br />
vergelijking tussen vrouwelijke verpleegkundigen werkzaam in <strong>de</strong> thuiszorg, in een verpleeghuis, verzorgingshuis<br />
of in <strong>de</strong> maatschappelijke gezondheidszorg.<br />
Op basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> resultaten uit het longitudinaal on<strong>de</strong>rzoek kan geconclu<strong>de</strong>erd wor<strong>de</strong>n dat een hogere leeftijd, een<br />
lagere opleiding, een laag inkomen, een ongunstige financiële situatie na pensionering, een slechtere gezondheid<br />
(zowel fysiek als mentaal), een negatieve attitu<strong>de</strong> ten aanzien <strong>van</strong> werk of pensionering, het hebben <strong>van</strong> een nietwerken<strong>de</strong><br />
partner, zware werkbelasting (werkdruk/tempo, fysiek) en lage autonomie als <strong>de</strong>terminanten <strong>van</strong><br />
(vervroeg<strong>de</strong>) pensionering beschouwd kunnen wor<strong>de</strong>n. Er is echter onvoldoen<strong>de</strong> bewijs (<strong>van</strong>wege cross-sectionele<br />
<strong>de</strong>sign) en/of tegenstrijdig bewijs voor het effect <strong>van</strong>: geslacht, woongebied, leefstijl, werkstress, partner status,<br />
sociale leefsituatie, ploegendienst, flexibiliteit/veran<strong>de</strong>rbaarheid, werkaanpassing, type arbeidscontract,<br />
verhoudingen in <strong>de</strong> werkomgeving, leerklimaat en sector.<br />
Het wetenschappelijk on<strong>de</strong>rzoek naar (vervroeg<strong>de</strong>) pensionering heeft zich hoofdzakelijk gericht op<br />
<strong>de</strong>terminanten die gerelateerd zijn aan het individu en min<strong>de</strong>r op organisatiekenmerken. Opvallend is dat er geen<br />
psychologische kenmerken zijn on<strong>de</strong>rzocht en dat ook verhoudingen op het werk, zoals <strong>de</strong> relatie met<br />
leidinggeven<strong>de</strong>n en collega’s, niet zijn on<strong>de</strong>rzocht. On<strong>de</strong>rzoek naar macro-economische kenmerken zoals wet- en<br />
regelgeving ontbreekt volledig.<br />
3.6.4 Determinanten <strong>van</strong> doorwerken na pensionering<br />
Er zijn vijf studies gevon<strong>de</strong>n die zich richten op <strong>de</strong>terminanten <strong>van</strong> doorwerken na pensionering, <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong><br />
‘bridge employment’. Vier <strong>van</strong> <strong>de</strong> studies zijn uitgevoerd in <strong>de</strong> Verenig<strong>de</strong> Staten (Davis, 2003; Gobeski & Beehr,<br />
2009; Kim & Feldman, 2000; Wang e.a., 2008) en één in Australië (Griffin & Hesketh, 2008). Vier studies hebben<br />
een cross-sectionele opzet. De studie <strong>van</strong> Wang en collega’s (2008) heeft een retrospectieve opzet waarin <strong>de</strong><br />
44