testaments. - Koninklijke Bibliotheek

202 Opheldering ycm Jac. lil: 6,der Joden , dat 'er 24 § Leden in het menfchelykLichaam zyn, waar van fommige OP­GERICHT zyn of STAANDE , maar andere LIG.GENDE. Onder de laatsten reekenen zy de ton*ge, welke hos vast ook, als tusfchen twee muu.ren bejlooteu, nogtans veel brand {licht; enwat zoude ze doen, indien ze onder de STAAN­DE Leden ware?JACOBUS zoude daartegen beduiden willen, dat de tonge, welkezoo veel goeds en kwaads uitricht, wel O terde ftaande, of opgerichte of de voortrefelykfleLeden te telien ware (e). Met bet eenen andere achten wy, dat de tweede vraagbeantwoordt zy.5. 136. Wy gaan voort tot het derdeftuk. Het eerfle Lid daar van behoeftons niet lang op te hourlen, alzoo de zaakzelve door eenen iegelyker;, die lust tet doordenken of tot leezen (f) heeft, wel kan uitgebreidtworden. Genoeg is het, volgensmyn bedek, dat ik zegge: men kan door hetgeheele Lichaam wel verdaan eene ganfcheMaatfchappye van menfchen, het zy Burgerlykeof Kerkelyke, welke door eene vailchetonge, op naar dan eene wyze, kan befmetworden. Beeter egter denkt men op den ganfchen(e) Dit zyn wy verfchuldigt aan den GeleerdenCHSIST. SCHOSTGENIUS in Har. Hebr. pag. 1021, 22'.(ƒ) Wy pryzen daar toe aan, het zeer nuttige werkover deezen Brief, van den Godv'rugtigen Vadc;rJ. H. JANSSO?;IUS , die eerst onze tegenwoordige Gemeinte'.vanDI.ÜÏSLAND) , tn laatst die van GKON:NGI;Rmet veel ftichting gedient heeft.