testaments. - Koninklijke Bibliotheek

Opheldering van Jac. III: 6. 203fchen Perfoon van den Bedrieglyken fpreeker*die door het misbruik van dit eene kleine Lidgeheel kan verontreinigt worden. Zoo wierdthet genoomen vers 2, en daar toe leidt onsnaast die aanmerking, dat de Tonge onderonze Leden gefield is. — Het andere Lid vandeeze vraag, waar over de Uitleggers minderfchynen gedagt te hebben, vereischt te meeronze optettendheid. Men kan wel eenigszinsantwoorden , dat de Apostel konne fpreekenvan de befmetting der tonge om dat ook hetvuur de Lichamen, tegen welke het aanflaat,zwart en fmeerig en derhalven ook vuilmaakt. Dan met dit antwoord neemt men dezwaarigheid flegts ten halven weg , alzoo deApostel in het voorftellen van dit zinnebeeld1vers 5 daar van niets gemeldt hadt.Ons is het waarfchynlyk voorgekomen , datJACOBUS in dit zeggen het oog niet hebbe ophet vuur vs. 5, maar op de waereld der ongeregtigheid, welke Hy nu in dit vers daar bygevuegt hadde. Eene waereld vol van ongeregtigheid,van de vuiifte zonden, kan nietnalaten het ganfche Lichaam te befmetten. Isnu de valfche en booze tong ZODANIG , wieziet dan niet dat onze H. Schryver gepastelykdaar van getuigt ZY BESMET HET G.HEELELICHAAM (g). Dit voegt te beeter, omdatde H. Schrift gewoon is van de befmetthigender waereld te fpreeken. Zie 2 Pot. 2: 20.en(g) Zonder dit ik het zeggen, bemerkt de Leezer,dat ik hier op g. 135. myn oog hadde.