testaments. - Koninklijke Bibliotheek

Opheldering van Judas vs» 22 23. 347ferming zal hy dit wel zoeken, maar zoo ligtniet ontdekken, alzoo hy denkt dat het mesdelyden nietflegts omtrent fommigen die minderfchandelyk en gevaarlyk dwalen , maar ook omtrentallen, en wel fterker werken moete omtrenthen die dieper in het gevaar ingewikkeltzyn ! Ten tweeden zal hem die uitdrukking,den rok, dievan het vleefch bevlekt is , tehaaten, zoo donker voorkomen , dat hy vragenzal, wat moet ik daar van maken"? —- Indeeze twee f ukken wenfchten wy, met weinigen,hem eenig licht te geeven.§. 242. Belangende het eerste,moet men opmerken,dat JuDASvorderenócontferming overfommigen, dan niet bedoele het beginzel waaruit, maar wel de wyze waar op zy werken moesten.Het eerste kan niet bedoelt zyn, om dathet meedelyden zeekerlyk wel zoo fterk dryveitmoeft om hen, die in het uiterfte gevaar vanin het vuur te verbranden lagen, mee allen haasten kragtdaar uit te rukken, als omtrent hendie zoo erg en gevaarlyk niet zondigen. Hettweede blykt bedoelt te zyn ,daar uit, OTI dat hetoverftaat tegen eene wyze van Zondaren te be •houden, welke harder was, DOOR VREEZE, HENmet geweld ais GRYPENDE UIT HET VUUR. — -Het onderfcheid zal dan diar in beitaan, datmen mèt fommigen , die zoo kwaad en gevaarlykniet dwaalen, langzamer en zagter handele,maar anderen die harder en gevaa: lyker zvn,met allen fpoed, en met de fcherpfte bedreigingen,zonder hen te ontzien ais uit hei vuu rgrype.—• Die laatfte handelwyze is zeeker metombarmhartig, maai verfchilt nogtans veel vande