testaments. - Koninklijke Bibliotheek

Opheldering van Hebr. 11: 15.4fZieMatth. 12: 29. Joann» 8: 34. Onder diefchandelyke en rarripzalige dienstbaarheit ishet menfchdom, doör den SATAN overwonnenzynde, vervallen , en om zynen afval van Goddaar toe regcvaardig verweezên. —- Tentweeden: D^ar zy dienstbaar zyn aan eenen allervyandigflengeweldhebber van den doot, aanden menfc hen-moor• denaar van den beginne, diQ fdoor dac Hy de zonde in de waereld eerst'mgebragtheeft, en nog gejladig daar in vasthoudten voortzet, ook onvermydelyk den doot,en wel niet flegts den tydelyken, maar ookden eeuwigen doot, veroorzaakt; en-dewyldie dienstbaarheit aan den Duivel nergens an.ders in beftaat, dan in het pleegen van doodtenhei-waardige misdaaden, zoo moet die hVverneïe onvermydelyk vergezelt gaan metvreeze, met fchrik voor doot en verdoemenisfe.Zie Rom. 1: 32. en 6: 23. Vergelyk Job.15: 20-24. Spr. 28: i. Jez. 33: 14.Schoon het onbetwistbaar is, dat de fchrik voordoot en helle niet altoos en in alle zondaren,uit verfcheidene beginfelen , eeven gevoeligzy, zoo is het egter zeeker, dat de godloo'ze nooit vreede in zyn binnenfte heeft, Jez. 57:21. en dat Hy ^ alzoo hy alle dagen blootligt voor den doot, dien Koning der verfchrikkingen,geenen goeden grond heeft om éénenkeld oogenblik gerust te leeven, en dat dusde Apoftel billyk zeggen mogt, dat Hy zynganfche leeven door aan die naare vreeze onderworpen, en met dezelve bevangen is. *O! rampzalige dienstbaarheit, welker bezoldingde doot, welks gevolg fchrik en angst is! Hoege-