testaments. - Koninklijke Bibliotheek

Opheldering van \ Pet. III: 6. 247Indien zy immer zoo ongelukkig waren; datHaare Mannen Haar dringen wilden tot kwaaddoen,moeiten zy tot die inwilliging nietbefluiten,maar al Haar overreedend en vriendelykvermoogen te werk flellen, om ookHaar Mannen te gelyk met Haar zelven vankwaad-doen te wederhouden. Zyn zy ongelukkiggenoeg, het geen wy niet hoopen,van hier in niet te flagen , dan komenHaar de moeilyke maar ook verheeveneLellen van Hoodfdft. 2: 19 en 20 tepas. (b)§. 161. De derde bedenking gaat over deezeby voeging van PETROS ,, en niet vreest„ voor eenige yerfchrikkinge.'" — juiscin ' dat geval, waar in aangeteekend is datSARAH haaren Man noemde HAAREN HEER,vindt men uitdtukkelyk gemeldt, dat zy uityreeze ontveinft ja ontkent heeft dat zy gelachenhadde, Gen: 18: 15, Men treft meerHaaien van ongeloov;ge bekommeringen inde anders grootmoedige SARAH aan, weikenhaar van het midden "der paden des rechtsafgedrongen hebben. Zie Gen. 16: 1, 2.Hoofdft. 20. Nu meenen fosnmigeGeleerden (c) fchranderlyk, dat onzeApo.»tel( i) Zie H van Alphen over deeztn text,(c/lvlen kan met nut de Eng. Godg. en DODRKID.«E hier over raidpleegen. Wy twy.ffel#nniet of Mannsn en Vrouwen , die onze vlug*heit overtreffen, zullen het fyne dat hier in ligt dieperdoorzien en keuriger uithalen , dan WY gedaanhebben. Wy hebbsn aanleiding tot nuttige overder,-.Q4kia