testaments. - Koninklijke Bibliotheek

348 Opheldering van Judas vs. 225/223.de eerste in zagtheid, teederheid, en omzigtigheid.Konsheidshalven breide ik dit nietverder uit. (a)§. 243. Wat het tweede aangaat. — Het iswaarfchynelyk dat in de fpreekwyze gezinfpee'tworde opkleederen, die volgends de Mozaïfchewetten, onrein waren, door welkers aanrakingmen bennet en verontreinigt wierdt Levit. 13;45 — 59. Hoofdft. 15. zie ook Jez. 30: 22.en 64: 6. De zakelyke zin zal hier op uitkomen, dat de Chriflenen, terivyl zy zich bevlytigdenom de Zondaren van de.dwaaling hunnerwegen te bekeeren, zorgvuldig moeftenvermyden alle befmetting van hun zelven methunne vuile ondeugden,, niet minder dan deISRAELLERS , omzichtig waren tegen befmettingdoor onreine kleederen. In dat opzicht kan eenChriften niet te behoedzaam weezen , zelfsde Schoermantels, tot bedekking der on.deugden gebruikt, zyn te ichuwen, op datmen niet onvoorziens zelvs min of meerin het zeedelyke en Geeftelyke bedorvenworde, (b)BE-(«) De leezer zelv zal dit ligtelyk uitbreiden .en hulpe konnen vinden, ook by de Eng. Godg , byJ. H. JANSSONIUS over deezen Brieff, en by G. J. 'NA-HUIS, zie ook T. H. BROOK$ Goude Appelen Bladz.163 168.lb) Zie breeder J. H. JAMSSONIUS.