testaments. - Koninklijke Bibliotheek

Opheldering van Jac. III: 6.zoj„ gen over my is" 141 :3. „ HEERE! zet eenJ twagt voor mynen Mond, behoed de deuren., mynér Lippen! " 140: 2- ^„Redmy,., IEERE! van den kwaaden Menfche! behoedmy voor den Man alles geweits ! die veel„ kwaads in het harte denken , alle dagen„ ffamen komen om te oorlogen! Zy fcherpenhunne tonge als een /lange, heet adder -ver-3, gift is onder hunne Lippen " 14 r; y, 8met herhaalin.j vers 11:,, Ontzet my, en ruk„ my uit de groote wateren, uit de hand der„ Vreemden, welker mond leugenen fpreekt,„ en hunne regtehand is eene regtehand der„ valsheid! " Men kan nier byduen je beedevan den Dichter van Pf 120, die waarfchyn-!yk dezelv.le DAVID weezen zal, vers 2—-4.„ o HEERE! red myne ziele van de valfche„ lippe, van de bedriegelyke tonge ! wat zal it„ de bedriegelyke tonge geeven? of wat zal ze„ u toevoegen? fcherpe pylen eenes Magtigen!„ mitsgaders gloejende Jeneverkoolen.' "Vers ï8.Ende de vrucht der rechtveerdigheyd wort invrede gezaeyt, voor de genen die vredemaken.§. 140. Dit vers heeft, naar myn inzien,eenige dui/lerheid, waar van zelfs verfcheideneverklaaringen, welken ik geleezen hebbe, nietvry