Naar een visionaire woningbouw
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
30<br />
BESTAANDE MECHANIEK VAN DE VLAAMSE WOON PRODUCTIE<br />
1<br />
STRATEGISCH SANEREN VAN<br />
HET STADSWEEFSEL MET<br />
GRONDGEBONDEN EN NIEUWE<br />
VORMEN VAN COLLECTIEF<br />
WONEN<br />
van de steden vermindert. Gezinnen die duurzaam zijn gevestigd<br />
in de stad leveren vaak ook <strong>een</strong> positieve bijdrage aan<br />
het stads-en wijkleven hetg<strong>een</strong> de levenskwaliteit bevordert.<br />
De steden maken er dan ook <strong>een</strong> speerpunt van in hun beleid<br />
om jonge gezinnen in de stad te houden.<br />
De steden worden geconfronteerd met <strong>een</strong> grote concentratie<br />
aan slechte woningen. Zoals gezegd gaat het dan meestal<br />
over rijwoningen uit de 19de of begin 20ste eeuw, met <strong>een</strong><br />
kleine stadstuin of zelfs g<strong>een</strong> buitenruimte, die aanzienlijke<br />
renovatiewerken vragen om <strong>een</strong> degelijke woonkwaliteit te<br />
bieden. Vaak zitten deze rijwoningen ingeklemd in bouwblokken<br />
die over de jaren h<strong>een</strong> zijn dichtgeslibd met bijgebouwen,<br />
ateliers en koterijen die <strong>een</strong> hypotheek leggen op de kwaliteit<br />
van het woonmilieu. In combinatie met <strong>een</strong> betaalbaarheidsprobleem<br />
door de prijsstijgingen in de stedelijke kernen zorgt<br />
dit voor <strong>een</strong> suburbanisatiebeweging weg van de stad. Buiten<br />
de stad vinden tweeverdieners en lagere inkomens beter<br />
betaalbare woningen, met één of twee gevels meer, van <strong>een</strong><br />
hogere kwaliteit en met <strong>een</strong> tuin. De uitdaging bestaat er in<br />
dit slechte woningpatrimonium aan te pakken teneinde <strong>een</strong><br />
groter aanbod te realiseren aan goede woningen, die beantwoorden<br />
aan de woonwens van tweeverdieners en lagere<br />
inkomensklasses, om zo de suburbanisatie tegen te gaan.<br />
<strong>Naar</strong> <strong>een</strong> strategische aanpak<br />
Kaart 1.1 illustreert de ligging van wijken met <strong>een</strong> hoge<br />
concentratie van slechte woningen. Hiervoor werd beroep<br />
gedaan op de ‘Atlas van achtergestelde buurten’ van<br />
Kesteloot. De criteria die werden gehanteerd zijn 1) meer als<br />
55% van de woningen in het gebied is gebouwd voor 1945 en<br />
meer als 40% heeft g<strong>een</strong> basiscomfort en 2) meer als 55%<br />
van de woningen in het gebied is gebouwd voor 1945 en meer<br />
als 55% heeft g<strong>een</strong> centrale verwarming. Als we deze kaart<br />
leggen naast deze van de inkomens van de bewoners en deze<br />
van de spreiding van de huurmarkt, zien we dat er <strong>een</strong> niet<br />
onbelangrijke mate van overlapping bestaat. Dit betekent<br />
dat <strong>een</strong> beleid dat woningrenovatie nastreeft door individuele<br />
eigenaars te stimuleren om hun woning te renoveren, er niet<br />
tot zal leiden dat deze slechte woningstock wordt gerenoveerd<br />
of vervangen door goede woningen, omdat het vaak<br />
huurwoningen zijn en de bewoners lagere inkomens hebben,<br />
waardoor de drempel voor renovatie hoog ligt. De expertise<br />
die stadsontwikkelingsbedrijven als AG Vespa in Antwerpen,<br />
het AGSOB in Gent of het SOK in Kortrijk hebben opgebouwd<br />
bieden hiervoor goede inspiratie. Hun strategieën<br />
en processen, ontwikkeld om <strong>een</strong> aanbod aan kwalitatieve<br />
woningen te voorzien, kunnen beschouwd worden als ‘best<br />
practices’, toch blijven de resultaten beperkt tot punctuele<br />
ingrepen om stadskankers aan te pakken. De conclusie is<br />
dan ook dat er <strong>een</strong> meer strategische aanpak nodig is die via<br />
sanering of doorgedreven renovatie <strong>een</strong> voldoende kritische<br />
massa aan goede betaalbare woningen genereert.<br />
Suburbanisatie<br />
Om te weten op welke woonproducten en typologieën moet<br />
ingezet worden, is het nodig het fenom<strong>een</strong> van de suburbanisatie<br />
nader te bekijken. De suburbanisatie, die sinds 2001<br />
terug toeneemt, is zeker g<strong>een</strong> éénduidig fenom<strong>een</strong>. Steden<br />
blijven aantrekkelijk en er is <strong>een</strong> instroom van all<strong>een</strong>staanden,<br />
jongvolwassenen en mensen van buiten Vlaanderen.<br />
Tegelijkertijd wordt vastgesteld dat jonge gezinnen met kinderen<br />
de stad verlaten. Men spreekt daarom ook wel van <strong>een</strong><br />
selectieve stadsvlucht. 52 De instromers zijn minder kapitaal<br />
krachtig dan uitstromers hetg<strong>een</strong> de financiële draagkracht<br />
Fig 1.25 Het inkomen per inwoner in Vlaanderen en Brussel.<br />
Bron: KESTELOOT, C., Atlas van achtergestelde buurten in Vlaanderen en Brussel,<br />
Instituut voor Sociale en Economische Geografie K.U.Leuven, 2007. Cartografie: AWB.<br />
Fig 1.26 Spreiding van het aantal huurappartementen uitgedrukt in het percentage van het<br />
aantal woningen.<br />
Bron: KESTELOOT, C., Atlas van achtergestelde buurten in Vlaanderen en Brussel,<br />
Instituut voor Sociale en Economische Geografie K.U.Leuven, 2007. Cartografie: AWB.<br />
Woonproducten<br />
Onderzoek wijst uit dat de grondgebonden woning met<br />
tuin de woonvorm is die het beste aansluit bij de woonwensen<br />
van het gezin. 53 Dit stemt echter niet over<strong>een</strong> met<br />
de courante <strong>woningbouw</strong>productie in de steden vandaag.<br />
Appartementen, waar <strong>een</strong> beter rendement mee gehaald<br />
wordt, maken het grootste deel uit van de nieuwbouwproductie.<br />
Deze richten zich op de doelgroep van all<strong>een</strong>staanden,<br />
jonge koppels zonder kinderen of kapitaalkrachtige oudere<br />
mensen die terugkeren naar de stad.<br />
Alternatief voor de grondgebonden woning blijft het collectief<br />
woongebouw, maar dit zal herdacht moeten worden om<br />
interessant te zijn voor het gezin met kinderen. Afgezien van<br />
de interessante voorbeelden op grotere strategische locaties<br />
heeft vandaag het doorsnee collectieve woongebouw in<br />
de stad weinig te bieden. De grondplannen zijn stereotiep<br />
en weinig aantrekkelijk voor gezinnen met kinderen (weinig<br />
bergruimte, beperkte bemeubelbaarheid, beperkte buitenruimte,…).<br />
Dit contrasteert met de expertise en knowhow<br />
die in Vlaanderen bij architecten bestaat en duidelijk<br />
tot uiting komt in recente publicaties zoals het Jaarboek<br />
Architectuur Vlaanderen of ‘Wonen in Meervoud’.<br />
Vanuit <strong>een</strong> benadering op niveau van de woonomgeving stelt<br />
deze uitdaging zich ook op de schaal van het bouwblok of<br />
meerdere bouwblokken. Tijdens de workshops werd er op<br />
gewezen dat dit ‘bouwblokkenverhaal’ al enkele jaren meegaat<br />
in het debat over stadsontwikkeling, maar dat het nog<br />
niet voltooid is. Antwerpen heeft met zijn ‘bouwblokkenboek’<br />
al belangrijke stappen gezet. Het vraagstuk van de woonkwaliteit<br />
wordt benaderd vanuit de schaal van het bouwblok.<br />
Hierdoor wordt de kwaliteit van het wonen open getrokken<br />
van het niveau van de woon<strong>een</strong>heid tot het niveau van de<br />
woonomgeving. Kwalitatief wonen in de stad blijft immers