08.10.2020 Views

Naar een visionaire woningbouw

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

77<br />

NAAR EEN VISIONAIRE WONINGBOUW<br />

Watersysteem<br />

In Vlaanderen is nagenoeg overal gebouwd. Veel woonwijken<br />

liggen in overstromingsgebied en worden geconfronteerd<br />

met wateroverlast. Met de watertoets heeft het beleid hieraan<br />

tegemoet willen komen. De watertoets tracht preventief<br />

tussenbeide te komen wanneer nieuwe initiatieven worden<br />

genomen. De schadelijke effecten voor de waterhuishouding<br />

worden erin onderzocht en er wordt gekeken welke remedies<br />

mogelijk zijn. Het resultaat van <strong>een</strong> watertoets wordt neergeschreven<br />

in <strong>een</strong> waterparagraaf in de vergunning of de goedkeuring<br />

van het plan.<br />

De watertoetskaart (kaart 2.4) die hier is hernomen maakt<br />

<strong>een</strong> onderscheid tussen effectief overstromingsgevoelige<br />

gebieden (donkerblauw) en mogelijk overstromingsgevoelige<br />

gebieden (lichtblauw). Effectief overstromingsgevoelige<br />

gebieden zijn gebieden die recent overstroomd zijn of gebieden<br />

die <strong>een</strong> aanzienlijke kans hebben om te overstromen.<br />

Mogelijk overstromingsgevoelige gebieden zijn gebieden<br />

waar all<strong>een</strong> overstromingen mogelijk zijn bij zeer extreme<br />

weersomstandigheden of falen van waterkeringen zoals<br />

bij dijkbreuken. Met de klimaatopwarming, de stijging van<br />

de zeespiegel en <strong>een</strong> verdere vernatting (en verdroging),<br />

zal het watersysteem steeds grotere impact hebben op de<br />

bebouwde structuur. Dit noopt tot aangepaste woonomgevingen<br />

en typologieën in overstromingsgebied of het radicaal<br />

verbieden van bouwen op deze plekken.<br />

Het water-, groen- en landbouwsysteem worden samengebracht<br />

in kaart 2.5, dat als het productief landschap van<br />

Vlaanderen kan beschouwd worden.<br />

Mobiliteitsinfrastructuur<br />

In Vlaanderen heeft de aanleg van <strong>een</strong> uitgebreid wegennetwerk<br />

en spoorwegnetwerk in combinatie met <strong>een</strong> beleid dat<br />

inzet op goedkope mobiliteit, in het verleden geleid tot <strong>een</strong><br />

sterke ruimtelijke verspreiding van de bebouwing. Het resultaat<br />

vandaag is dat ons wegennet meer en meer verzadigd<br />

raakt in de piekuren en dat vanuit ecologisch oogpunt het<br />

toenemend autogebruik moet ingeperkt worden (naast het<br />

verder inzetten op technologische innovatie). Dit betekent<br />

dat er meer geïntegreerd moet nagedacht worden over duurzaam<br />

openbaar vervoer en ruimtelijke ontwikkeling. Concreet<br />

vertaalt zich dit in de concentratie van wonen, werken en<br />

voorzieningen rond knooppunten van duurzaam openbaar<br />

vervoer. Verschillende voorbeelden uit het buitenland tonen<br />

het potentieel van deze benadering op stadsregionale schaal.<br />

Een gekend voorbeeld is het vingermodel van Kopenhagen<br />

en Stockholm, dat aanleiding geeft tot sterke radiale ontwikkelingen.<br />

Meer recente voorbeelden van dergelijke aanpak<br />

zijn de geplande bouw van 50.000 woningen rond corridors<br />

van openbaar vervoer in Bordeaux of de aanpak van Atelier<br />

Zuidvleugel voor de Randstad (zie bijlage). In dergelijke<br />

benadering wordt er meestal uitgegaan van ‘harde infrastructuur’<br />

zoals tram- en treinlijnen. Deze tracés liggen vast en<br />

zullen dus verdere ontwikkeling sturen. Dit in tegenstelling<br />

tot bijvoorbeeld busverbindingen, die gebruik maken van de<br />

bestaande weginfrastructuur en meer vraag gestuurd kunnen<br />

ingezet worden. Algem<strong>een</strong> moet er wel naar gestreefd worden<br />

het transportmiddel af te stemmen op de reizigersvraag<br />

(vanuit de logica dat <strong>een</strong> lege trein, tram of bus niet energiezuinig<br />

noch duurzaam is).<br />

De kaart 2.6 illustreert dit principe op basis van het spoorwegennet<br />

van Vlaanderen. Rond kleine stations is <strong>een</strong><br />

invloedssfeer afgebakend van twee kilometer. In de bovenvermelde<br />

projecten wordt meestal uitgegaan van <strong>een</strong> straal<br />

van 1,2km, <strong>een</strong> afstand die nog gemakkelijk te voet kan<br />

afgelegd worden, maar uitgaande van het gebruik van de<br />

fiets voor voor- en natransport is het gerechtvaardigd deze<br />

afstand te verhogen tot 2km voor lokale stations. Voor de<br />

grote IC-stations is <strong>een</strong> invloedssfeer afgebakend van 5km,<br />

<strong>een</strong> afstand die nog kan afgelegd worden met de fiets. Voor<br />

de tussenliggende stations is <strong>een</strong> straal van 2,5km gehanteerd.Dergelijke<br />

ontwikkelingsvisie moet gepaard gaan met<br />

<strong>een</strong> performant openbaar vervoerssysteem met voldoende<br />

hoge frequenties op de lijnen.<br />

In de Mobiliteitsvisie 2020 plant openbare vervoersmaatschappij<br />

De Lijn ook <strong>een</strong> significante uitbreiding van haar<br />

aanbod. Ze voorziet bijvoorbeeld in de aanleg van zo’n 800km<br />

extra tramlijnen (regionale trams en sneltrams) en lightrails<br />

(tramsysteem dat gebruikt maakt van de spoorlijnen). In<br />

hoeverre deze visie als <strong>een</strong> sturend systeem kan gehanteerd<br />

worden voor wonen is echter de vraag. Het betreft in de eerste<br />

plaats <strong>een</strong> speculatieve visie opgesteld vanuit <strong>een</strong> aantal<br />

mobiliteitsparameters waarbij de technische haalbaarheid<br />

niet is getoetst en het zeer twijfelachtig is of dit ooit zo kan<br />

gerealiseerd worden.<br />

In het kader van de interviews met deskundigen werden vooren<br />

nadelen van de mobiliteitsarmatuur afgetoetst. Dit werd<br />

opgenomen in bijlage.<br />

Bereikbaarheid van werk en<br />

voorzieningen<br />

De bereikbaarheid van werk en voorzieningen zijn <strong>een</strong> essentieel<br />

onderdeel van <strong>een</strong> kwalitatieve woonomgeving. Hier<br />

moet trouwens het onderscheid gemaakt worden tussen<br />

nabijheid en bereikbaarheid. Nabijheid is gerelateerd aan <strong>een</strong><br />

fysieke afstand terwijl bereikbaarheid gerelateerd is aan reistijd.<br />

Nabijheid impliceert bijgevolg meestal ook bereikbaarheid,<br />

terwijl bereikbaarheid niet per se betekent nabijheid,<br />

maar wel <strong>een</strong> goede ontsluiting bij voorkeur met duurzaam<br />

openbaar vervoer.<br />

Kaart 2.7 toont de localisatie van tewerkstelling, industrie en<br />

voorzieningen op basis van de beschikbare bronnen. Hieruit<br />

komen duidelijk de stedelijke gebieden naar voren, met de<br />

hoogste concentratie aan voorzieningen en werk. De nabijheid<br />

van voorzieningen is dan ook <strong>een</strong> belangrijke kwaliteit van<br />

het wonen in de stad. Wel is het zo dat de ruimtelijke spreiding<br />

van werk sterk afhangt van het type activiteit. Zo zijn<br />

detailhandel en persoonlijke diensten relatief sterk verspreid.<br />

Overheidsfuncties, kantoren en hoogtechnologische industrie<br />

zijn vooral sterk geconcentreerd in grote stedelijke gebieden.<br />

In zijn doctoraat onderzoekt Kobe Boussauw de relatie<br />

tussen mobiliteit en de de ruimtelijke spreiding van werk<br />

en voorzieningen. 20 Op basis van de actuele spreiding van<br />

wonen, tewerkstelling en voorzieningen kunnen gebieden<br />

gedefinieerd worden met veel of weinig mobiliteitsmatigende<br />

potentie. Dit wordt weergegeven in fig. 2.14. De witte gebieden<br />

genereren de minste bijkomende mobiliteit per bijkomende<br />

woning. Deze gebieden vallen samen met de meest<br />

verstedelijkte gebieden. De zwarte gebieden genereren de<br />

meeste mobiliteit per bijkomende woning. Dit valt samen<br />

met de afgelegen landelijke gebieden. Tussen deze twee<br />

Fig. 2.14 Gewogen nabijheid voor Vlaanderen en Brussel (kortste wekelijkse afstand per<br />

huishouden voor <strong>een</strong> selectie van facaliteiten), uit: BOUSSAUW, K., Aspecten van ruimtelijke<br />

nabijheid en duurzaam verplaatsingsgedrag in Vlaanderen: <strong>een</strong> kwantitatieve benadering,<br />

Faculteit Wetenschappen, Universiteit Gent, 2011, p. 164.<br />

20 BOUSSAUW, K., Aspects of spatial proximity and sustainable travel behaviour<br />

in Flanders: a quantitative approach, UGent, 2011.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!