08.10.2020 Views

Naar een visionaire woningbouw

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

79<br />

NAAR EEN VISIONAIRE WONINGBOUW<br />

Het betreft agrarische gebieden met uitgesproken landelijke<br />

woonomgevingskenmerken zoals kleine kernen, laag voorzieningen-<br />

en tewerkstellingsniveau in combinatie met <strong>een</strong><br />

slechte bereikbaarheid. Hierdoor zijn dit gebieden waarvan<br />

de groei ook beperkt dient te worden. De gebieden hangen<br />

niet vast aan <strong>een</strong> groot stedelijk systeem waardoor de verstedelijkingsdruk<br />

beperkt is. Toch zijn er sluipende processen<br />

aan de gang die de woonomgevingskwaliteit onder druk zetten<br />

zoals verappartementisering of de geleidelijke aantasting<br />

van waardevolle rurale erfwoningen.<br />

6. Woonomgeving Kust (De Kust – Brugge). De kust<br />

kent <strong>een</strong> zeer specifieke lineaire ontwikkeling van appartementen,<br />

2e verblijven, vakantiewoningen en zorgwonen langs<br />

het traject van de tram met naar het hinterland toe <strong>een</strong> hoge<br />

concentratie aan verkavelingen en campings.<br />

Volgens dit model gebeurt de locatie van nieuwe ontwikkelingen<br />

best in of aansluitend aan bestaande stedelijke gebieden.<br />

Voorzieningen, tewerkstelling en wonen moeten vanuit <strong>een</strong><br />

gem<strong>een</strong>schappelijk visie ontwikkeld worden en zoveel mogelijk<br />

geconcentreerd worden in stedelijke kernen. Als ondergrens<br />

hanteert Boussauw kernen van 25.000 inwoners. 22<br />

Onder deze grens zouden steden niet meer mogen groeien.<br />

Hierbij is het belangrijk dat binnen steden <strong>een</strong> uitgebalanceerde<br />

distributie van voorzieningen wordt nagestreefd, bij<br />

voorkeur in centra en subcentra. Voor klein-stedelijke gebieden<br />

zou kunnen gesteld worden dat er <strong>een</strong> goed aanbod van<br />

jobs en voorzieningen is aangewezen voor inwoners uit het<br />

buitengebied, wat de verplaatsingen naar grotere steden vermindert.<br />

Bijkomende woningen in deze gebieden zijn daarentegen<br />

minder aangewezen omdat zij bijkomende langeafstand<br />

pendel genereren. Belangrijk in dit model is dat <strong>een</strong><br />

localisatiebeleid ook gekoppeld wordt aan <strong>een</strong> financieel en<br />

regulerend beleid dat niet duurzame verplaatsing afraadt.<br />

3. Combinatie knooppunten- en transportminimalisatie<br />

Kaart 2.12 illustreert de combinatie van beide vorige modellen.<br />

Enkel de gebieden blijven over die in de invloedstraal<br />

liggen van stations en <strong>een</strong> voldoende hoge tewerkstellingsgraad<br />

en voorzieningenniveau kennen zodat de bijkomend<br />

gegenereerde mobiliteit beperkt blijft bij verdere verdere<br />

verdichting.<br />

Woonomgevingskaart geïnterpreteerd<br />

aan de hand van enkele sturingsmodellen<br />

Deze woonomgevingskaart (kaart 2.8) kan verder geïnterpreteerd<br />

worden aan de hand van sturingsmodellen van het<br />

wonen, zoals uitgewerkt in de studie van UGent en Antea<br />

group. 21 Zo kan er <strong>een</strong> uitspraak gedaan worden over waar<br />

woningen (en andere functies) moeten gelocaliseerd worden.<br />

Via ontwerpend onderzoek kunnen vervolgens richtdichtheden<br />

afgetoetst worden die het evenwicht bewaren tussen<br />

densiteit en woonomgevingskwaliteit. Uit de toepassing van<br />

sturingsmodellen kunnen prioritaire verdichtingsopgaven<br />

voor woonomgevingen bepaald worden.<br />

1. Knooppuntenmodel<br />

Kaart 2.10 illustreert de toepassing van het knooppuntenmodel.<br />

In dit model gaat men er van uit dat woon- en werkontwikkeling<br />

wordt geconcentreerd rond knopen van duurzaam<br />

openbaar vervoer, waardoor de afhankelijkheid van de<br />

wagen verminderd en zo <strong>een</strong> antwoord wordt geformuleerd<br />

op het congestie- en milieuprobleem. De kaart filtert<br />

deze gebieden uit die binnen de invloedsstraal liggen van<br />

de stations.<br />

Enkel dit sturingsmodel toepassen zou problematisch zijn<br />

omdat de verdichting rond bepaalde stations en knooppunten<br />

in meer afgelegen gebieden zou leiden tot <strong>een</strong> toenemende<br />

suburbanisatie en meer verplaatsingen. Het transportminimalisatiemodel<br />

komt aan deze beperking tegemoet.<br />

2. Transportminimalisatiemodel<br />

In kaart 2.11 projecteren we de nabijheidskaart van Boussauw<br />

(fig. 2.14) op de woonomgevingskaart. De gebieden die overblijven,<br />

zijnde de witte en lichtgrijze gebieden, zijn de plekken<br />

die verder verdicht kunnen worden uitgaande van <strong>een</strong> duurzaam<br />

verplaatsingspatroon, waarbij werk, voorzieningen<br />

en wonen functioneren op basis van korte verplaatsingsafstanden.<br />

21 1 ANTEA GROUP, UGENT, ‘Sturingsmodellen van het wonen’, RWO<br />

Vlaanderen, Brussel, 2011.<br />

22 BOUSSAUW, K., Aspects of spatial proximity and sustainable travel behaviour<br />

in Flanders: a quantitative approach, UGent, 2011.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!