01.05.2013 Views

Afstudeerscriptie - Kunstmatige Intelligentie - Rijksuniversiteit ...

Afstudeerscriptie - Kunstmatige Intelligentie - Rijksuniversiteit ...

Afstudeerscriptie - Kunstmatige Intelligentie - Rijksuniversiteit ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

natuurlijk de onmogelijke blokken) te laten balanceren. Na een tijdje krijgen ze door dat wat de<br />

blokken doen niet alleen afhankelijk is van hun eigen acties, maar ook van de eigenschappen van<br />

de blokken. Nu onderzoeken ze de blokken op allerlei manieren, om de eigenschap te ontdekken<br />

die balans mogelijk maakt. In deze fase maken ze geen gebruik meer van voelfeedback, maar<br />

proberen ze een goede oplossing te beredeneren. Ze gaan nu ook gebruik maken van eerdere<br />

successen, maar dat werkt niet altijd goed, omdat niet alle blokken hetzelfde zijn. Dit gebruik<br />

maken van eerdere successen zie je ook in het determinatorenmodel. Om een determinator te<br />

begrijpen, zoekt het model een voorbeeld op van een situatie waarin dezelfde determinator werd<br />

gehoord of uitgesproken. Vervolgens trekt het model een analogie tussen die situatie en de<br />

huidige situatie en baseert daarop zijn begrip van de zojuist gehoorde determinator. In het<br />

blokkenmodel kunnen we gebruik maken van dezelfde structuur als we willen modelleren hoe<br />

kinderen hun acties baseren op eerdere successen met blokken in balans.<br />

In hun zoektocht naar de eigenschap die balanceren mogelijk maakt, ontdekken ze de<br />

dimensie lengte. Dit maakt het mogelijk structuur aan te brengen in een heel aantal succesvolle<br />

balanssituaties. Het blijkt dat heel veel blokken in balans zijn, als je het contactpunt met de<br />

metalen rand precies in het midden van het blok (dus op de helft van de lengte) situeert. De<br />

kinderen ontwikkelen nu een theorie over waar een blok in balans is. Deze theorie noemen<br />

Karmiloff-Smith en Inhelder een theorie-in-actie. De kinderen kunnen de theorie nog niet goed<br />

onder woorden brengen, maar ze passen hem in hun acties wel systematisch toe. Ze doen dat zo<br />

systematisch, dat ze blokken die ze eerst wel goed deden (bijvoorbeeld niet-verdachte<br />

gewichtsblokken) opeens fout gaan doen. Ze blijven vasthouden aan hun ontdekte theorie-in-actie<br />

en doen foute resultaten af als "onmogelijk om te laten balanceren". Dit leidt tot de daling in<br />

prestatie (het eerste deel van de U-vorm). In het determinatorenmodel treedt een zelfde<br />

achteruitgang in prestatie op. Ook nu heeft het kind een theorie ontwikkeld – in de vorm van een<br />

productieregel – die niet altijd opgaat, maar wel altijd wordt toegepast. Als het kind het woord une<br />

hoort interpreteert het dat als één. Omdat deze regel snel is en een hoge activatiewaarde heeft,<br />

wordt deze meestal verkozen boven het zwaardere analogieproces. In het blokkenexperiment is<br />

dus een theorie-in-actie ontstaan, die in een ACT-R blokkenmodel de vorm kan krijgen van een<br />

productieregel. Voorwaarde voor het ontwikkelen van deze regel is echter wel dat het kind de<br />

dimensie lengte kent en als relevant ziet. In het determinatorenmodel was het ontdekken van twee<br />

dimensies, namelijk aantal en focus-na, ook een voorwaarde voor het ontstaan van de<br />

"allesbepalende productieregel". Deze manier van het leren van een nieuwe productieregel kan<br />

dus ook van pas komen bij het blokkenmodel.<br />

In het blokkenexperiment krijgt het kind de kans om verschillende strategieën na elkaar te<br />

proberen op een blok. Als de theorie-in-actie niet tot het gewenste resultaat leidt, probeert het kind<br />

vaak hetzelfde contactpunt als bij het laatste succesvol geplaatste blok. Het valt dus in feite weer<br />

terug op de analogiestrategie. In het playrooms-experiment krijgt het kind geen herkansing op een<br />

onderdeel, dus een dergelijk gang van zaken zit niet in het determinatorenmodel. Het zou er<br />

echter makkelijk aan toegevoegd kunnen worden. Als in het blokkenmodel zo'n zelfde<br />

analogiestrategie wordt ingebouwd, is daarop terugvallen dus makkelijk te realiseren.<br />

Het tweede deel van de U-vorm – de opgaande lijn in prestatie – is een onderdeel waar<br />

veel haken en ogen aanzitten. Zowel in het blokkenmodel als in het determinatorenmodel moet<br />

een verfijning van de algemene theorie daarvoor zorgen. Hoe dat zou kunnen gaan, zien we in de<br />

volgende subparagraaf.<br />

4.2 Omhoog kruipen uit het dal<br />

Karmiloff-Smith en Inhelder stellen dat het frequent tegenkomen van tegenvoorbeelden alleen niet<br />

genoeg is om het gedrag van het kind weer te veranderen. Ze onderscheiden drie interacterende<br />

processen die een verandering in de theorie-in-actie mogelijk maken:<br />

88

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!