Afstudeerscriptie - Kunstmatige Intelligentie - Rijksuniversiteit ...
Afstudeerscriptie - Kunstmatige Intelligentie - Rijksuniversiteit ...
Afstudeerscriptie - Kunstmatige Intelligentie - Rijksuniversiteit ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
2.2 Betekenissen van impliciet en expliciet<br />
Uit de vorige paragraaf blijkt, dat de betekenis die Karmiloff-Smith aan de termen impliciet en<br />
expliciet geeft, afwijken van wat doorgaans hieronder verstaan wordt. In de cognitiewetenschappelijke<br />
literatuur wordt vaak een verband gelegd tussen impliciete kennis en procedurele<br />
kennis. Impliciete kennis heeft dan de vorm van specifieke procedures, die we als een geheel<br />
uitvoeren, maar waar we geen meta-cognitieve toegang toe hebben. Voorbeelden hiervan zijn<br />
vaardigheden zoals autorijden of lopen. Leren autorijden gaat vaak via expliciete instructies. Door<br />
veel oefening automatiseren we de handelingen echter en worden de expliciete instructies<br />
omgezet in impliciete kennis. Deze betekenis van impliciete kennis lijkt niet te verenigen te zijn<br />
met voorbeelden, die als expliciete chunks in het declaratieve geheugen zijn opgeslagen. Ik<br />
interpreteer – in navolging van Karmiloff-Smith – de voorbeelden echter toch als een vorm van<br />
impliciete kennis. De kennis waar het om gaat – het verband tussen determinator, aantal,<br />
focusverschuiving en functie – is immers impliciet aanwezig in de voorbeelden en expliciet<br />
aanwezig in de nieuw gevormde productieregels.<br />
We zagen al eerder dat het productiecompilatiemechanisme twee opvolgende<br />
productieregels aan elkaar breit en de opgehaalde chunk uit het declaratieve geheugen in de<br />
nieuwe regel inbakt. Dit maakt het mechanisme zeer geschikt voor proceduralisatie en<br />
automatisering van kennis, bijvoorbeeld de eerder genoemde handelingen bij autorijden. Deze<br />
proceduralisatie zou je specialisatie kunnen noemen, omdat het leidt tot specifieke productieregels<br />
die van toepassing zijn in een specifieke situatie. Als je het productiecompilatiemechanisme<br />
combineert met een analogiestrategie heb je echter een tool in handen, die niet zozeer in<br />
specialiseert, maar juist generaliseert. Dit is precies het generalisatie-door-specialisatiemechanisme<br />
dat ik in hoofdstuk 1 reeds heb beschreven.<br />
2.3 De ontbrekende schakel<br />
In het model hebben representaties op het E1-niveau de vorm van productieregels, die niets uit<br />
het declaratieve geheugen opzoeken. Eerder merkte ik al op dat representaties op het E2/3niveau<br />
wel de vorm moeten hebben van declaratieve chunks. Het is echter op het moment<br />
onduidelijk hoe de overgang tussen het E1-niveau en het E2/3-niveau dan in zijn werk zou moeten<br />
gaan in ACT-R. Als dit wel duidelijk zou zijn, zou het een sluitend verhaal zijn, want de kennis die<br />
dan omgeschreven is naar het E2/3-niveau zou dan weer ter beschikking kunnen komen van<br />
andere cognitieve taken. De dimensies die in het determinatorenmodel één voor één beschikbaar<br />
komen, kun je dan ook als representaties op het E2/3-niveau zien. Die kennis zat dan eerst<br />
ingebakken in procedures voor andere linguïstische taken, maar wordt na twee keer herschrijven<br />
zo abstract dat het concept van een mogelijk relevante dimensie overblijft. Dit concept wordt dan<br />
gebruikt in het determinatorenmodel zodra het beschikbaar is. Dit soort uitwisselen van kennis<br />
tussen verschillende taken maakt het mogelijk voor een persoon om zich bewust te worden van<br />
een heel systeem van interacterende aspecten, zoals bijvoorbeeld het taalsysteem met<br />
daarbinnen weer subsystemen zoals het systeem voor het gebruik van determinatoren. Karmiloff-<br />
Smith beschrijft dit door te zeggen dat een kind eigenlijk in de loop van de tijd een kleine<br />
taalwetenschapper wordt (en ook een kleine natuurkundige en een kleine psycholoog enz.).<br />
Natuurlijk wil dit niet zeggen dat we alle regelmatigheden van de taal en de grammatica onder<br />
woorden kunnen brengen. Meestal is dat niet zo. Maar als een volwassene of een ouder kind met<br />
de uitzonderlijke situatie van het playrooms-experiment wordt geconfronteerd, dan weet hij wel de<br />
essentiële linguïstische aanwijzing te gebruiken en te benoemen. Een tienjarige gaf bij de<br />
playroomstaak bijvoorbeeld de volgende uitleg: "Het moet wel de jongen zijn, want u zei 'de'; als u<br />
het tegen het meisje had gehad, had u 'leen me een auto' moeten zeggen, of misschien 'één van<br />
je auto's'."<br />
99