22.08.2013 Views

PODO II - Federaal Wetenschapsbeleid

PODO II - Federaal Wetenschapsbeleid

PODO II - Federaal Wetenschapsbeleid

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Project CP/35 - “Verhandelbare Mobiliteitsrechten: Haalbaarheid, Socio-economische effectiviteit en Maatschappelijk<br />

Draagvlak”<br />

beperkt in hun mogelijkheden om autoverkeer te substitueren voor andere vormen van<br />

transport.<br />

Tot slot is er een probleem van spreiding van het verbruik, niet alleen piek en non-piek, maar<br />

ook een spreiding tijdens de geldigheidsperiode. Wanneer de VMR niet homogeen in de tijd<br />

verbruikt worden, bestaan er alweer concentratierisico’s. In de scenario’s werd de<br />

geldigheidsperiode voor VAR, VBR en VTR vastgesteld op één jaar. Bovendien geschiedt de<br />

verdeling jaarlijks en werden “banking” en “borrowing” uitgesloten. Dergelijke opmaak van<br />

VMR belet een in de tijd homogeen verbruik. In het licht van de opmerkingen over de<br />

voorkeur van woon-werkverkeer en intra-stedelijk verkeer boven vrijetijdsverkeer en<br />

interstedelijk verkeer, is het niet ondenkbaar dat vooral het verkeer tijdens de<br />

vakantieperiodes en weekeindes (lange afstanden) zal afnemen om de gedwongen reductie<br />

van autogebruik door VMR op te vangen. In grotere toepassingsgebieden van VMR wordt dit<br />

risico nog groter. Maandelijkse tot zelfs wekelijkse geldigheidsperiodes kunnen een oplossing<br />

zijn maar zullen de transactiekosten drastisch vermeerderen.<br />

Opnieuw gaan we over tot een evaluatie in de veronderstelling dat bij de invulling van de<br />

elementen van VMR zoveel mogelijk rekening gehouden wordt met genoemde neveneffecten<br />

en dat de handel op min of meer homogene basis geschiedt. Aldus vermijden we<br />

dubbelzinnige effecten in de evaluatie.<br />

VTR zal het sterkst zijn invloed kunnen laten gelden, zowel globaal als lokaal. VTR spelen<br />

door het gebruik plaats- en tijdsgebonden te beperken het meest rechtstreeks in op de extraemissie<br />

die vrijkomt door verkeersopstoppingen. Bovendien is het geografisch<br />

toepassingsgebied relatief klein en uniform. Daarbij komt ook nog het feit dat vrachtwagens<br />

in dit systeem werden betrokken. Een voorwaarde opdat de neerwaartse effecten op emissie<br />

van VTR op congestie ten volle zou werken is evenwel dat er geen intensificatie van het<br />

autogebruik is op de dagen waarop geen toegangsrechten vereist zijn. Gezien de geografische<br />

afbakening van het toepassingsgebied en de beperkingen bestaande op arbeid tijdens<br />

weekeinden en feestdagen werd verondersteld dat er quasi geen verplaatsing van verkeer<br />

tijdens weken naar weekeindes en vakantieperiodes optreedt. Een mogelijkheid zou evenwel<br />

kunnen zijn VTR uit te breiden naar de weekeindes. Ook te vermijden is een grote<br />

verplaatsing in tijd van het gebruik van de VTR, door de VTR toegekend voor de<br />

vakantieperiodes te “sparen” voor het gebruik tijdens woonwerkverkeer. Dit kan bijvoorbeeld<br />

door de geldigheidsperiodes van VTR in te korten tot een maand of zelfs een week in plaats<br />

van één jaar.<br />

De VAR en VBR in preliminaire scenario’s kennen geen plaats- en tijdsdifferentiatie<br />

gebonden aspect van verkeer. Gegeven de voorkeur van pendelverkeer op vrijetijdsverkeer is<br />

het weinig waarschijnlijk dat VAR en VBR hier een ingrijpende rol van betekenis zal spelen,<br />

tenzij we te maken hebben met een uiterst drastisch laag plafond. Toch kennen we ze een<br />

lichte voorkeur toe ten opzichte van de status quo aangezien ze een effect hebben op de<br />

“vrijetijdsverkeerscongestie”. Hieronder verstaan we verkeer voor recreatieve- en<br />

consumptiedoeleinden bijvoorbeeld de uittochten naar de kust tijdens weekeindes, feestdagen,<br />

… Daarnaast komen de VBR, in het licht van de relatie tussen brandstofverbruik en congestie,<br />

ook meer tot hun recht dan VAR. Een voorwaarde voor dat laatste is dan wel dat het plafond<br />

brandstofliters neerwaarts wordt aangepast naarmate voertuigen brandstofzuiniger worden 47 .<br />

Immers, naarmate wagens zuiniger worden in hun brandstofverbruik doorheen de tijd wordt<br />

47 In de preliminaire scenario’s wordt het plafond statisch benaderd en werden de respectievelijke VBR voor<br />

benzine, diesel en gas berekend op basis van het gemiddeld verbruik van één liter/100km in 1998.<br />

<strong>PODO</strong> <strong>II</strong> - Deel I - Duurzame productie- en consumptiepatronen – Transport 87

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!