PODO II - Federaal Wetenschapsbeleid
PODO II - Federaal Wetenschapsbeleid
PODO II - Federaal Wetenschapsbeleid
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Project CP/35 - “Verhandelbare Mobiliteitsrechten: Haalbaarheid, Socio-economische effectiviteit en Maatschappelijk<br />
Draagvlak”<br />
doorgaand verkeer met geluidshinder, geurhinder en ruimtebeslag tot gevolg terwijl de<br />
mogelijkheid tot creatie van open en groene ruimtes, plaats voor fietsers en voetgangers ten<br />
gevolge van een daling van verkeer, gereserveerd blijven voor rijkere stadsgedeeltes. Noteer<br />
ook dat in gevallen van concentratie van externaliteiten in bepaalde wijken (opnieuw<br />
veroorzaakt door tijds- en plaatsgebonden aspecten van transport) de bewoners niet alleen het<br />
slachtoffer zijn van bijkomende externe kosten maar ook bijkomende<br />
beschermingsmaatregelen moeten ondernemen. Dat kan gaan van bijkomende isolatie tot een<br />
frequentere nood aan gevelverfraaiing ten gevolge van de schade aan gebouwen door pollutie.<br />
Zoals hierboven uitgelegd wordt met maatregelen ter inperking van de vraag niet direct<br />
ingespeeld op externaliteiten ten gevolge van stilstaande voertuigen en de<br />
verkeersinfrastructuur. Nu is het anderzijds wel duidelijk dat lokaal, en vooral stedelijk, een<br />
dalend verkeer een lichte positieve impact heeft op de “levenskwaliteit”, hetgeen op zijn beurt<br />
de aantrekkelijkheid van de woonomgeving bevordert. Hierbij denken we bijvoorbeeld aan<br />
het beslag op de openbare ruimte van parkeerplaatsen en de ruimtelijke scheidingen in steden<br />
door de verkeersinfrastructuur. De inwoners van Londen lieten dit bijvoorbeeld duidelijk<br />
blijken na de invoering van het stedelijk tolsysteem. Wel verband houdende met de een<br />
inperking van de vraag is ook een stijgend reisgenot voor fietser en voetganger evenals een<br />
stijgend veiligheidsgevoel.<br />
Naast het ecologisch element van concentraties van emissies is er dus ook de sociale<br />
component, namelijk emissies of andere externaliteiten die zich kunnen concentreren in de<br />
gebieden waar minderheden en sociaal zwakkeren wonen. Toegepast op transport houdt dat<br />
ook in dat bij een magere penetratie van alternatieven als openbaar vervoer in landelijke<br />
regio’s of in de rand of de mogelijkheden wegens te lange afstanden om de reis per voet of<br />
fiets af te leggen beperkt zijn, bij systemen van VMR naar verhouding in dergelijke regio’s<br />
meer VMR zouden verbruikt worden (Dobes, 1999). Dit element speelt ook bij belastingen.<br />
Acutt (1996), bijvoorbeeld, beschouwt brandstofbelastingen als fundamenteel onrechtvaardig<br />
voor de populatie wonende op het platteland. Ook kunnen armere populaties het slachtoffers<br />
zijn van de woonst in de onmiddellijke nabijheid van verkeersassen. 53<br />
Ook voor productiehuishoudingen zijn ruimtelijke aspecten van belang. Zo moet de distributie<br />
en kleinhandel in buurten makkelijk en goedkoop bereikbaar zijn voor de consument. Verder<br />
moeten de productiehuishoudingen eveneens een gemakkelijke en zo goedkoop mogelijke<br />
toegang hebben tot het verkeersnet. Ten derde moet het bedrijfsleven in het licht van een zo<br />
groot mogelijke arbeidersmobiliteit als voor een efficiënte arbeidersmarkt ook bereikbaar zijn<br />
voor de (potentiële) werknemers. Tot slot moeten regio’s economische aantrekkelijk blijven<br />
voor vestiging van bedrijven.<br />
3.3.2. Welvaart en welzijn: functies, criteria en stamboom<br />
Ons inspirerende op de voorgaande literatuurstudie evenals op volgende welvaartsfuncties<br />
werken we een kader uit dat ons in staat stelt tot het opstellen van de criteria.<br />
Verhoef (1994) definieert de ecologische en sociale externe kosten met de functie:<br />
EC= EC(Q,D,A)<br />
53 Voor meer informatie over sociaal-ruimtelijke rechtvaardigheid zie Forkenbrock and Schweitzer (1999)<br />
<strong>PODO</strong> <strong>II</strong> - Deel I - Duurzame productie- en consumptiepatronen – Transport 98