Rapport treinongeluk Barendrecht.pdf - Onderzoeksraad voor ...
Rapport treinongeluk Barendrecht.pdf - Onderzoeksraad voor ...
Rapport treinongeluk Barendrecht.pdf - Onderzoeksraad voor ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
ijlage 3: ToelichTing Technische TerMen en Processen<br />
Onderstaande tekst geeft een korte toelichting op enkele veel gebruikte spoortermen en hun<br />
onderlinge samenhang.<br />
spoor wordt pas vrijgegeven als de veiligheid geborgd is<br />
een hoofdprincipe <strong>voor</strong> de besturing van railverkeer is dat de infrastructuur <strong>voor</strong> iedere<br />
treinbeweging expliciet wordt vrijgegeven. Iedere trein krijgt daartoe in de planning een zogeheten<br />
treinpad toegewezen, waarin <strong>voor</strong> de gehele route is aangegeven op welk moment de trein welk<br />
spoor zal gebruiken. Het treinpad kan gezien worden als een afspraak tussen de netwerkbeheerder<br />
en de vervoerder over de timing van de trein. Alle treinpaden vormen samen de dienstregeling, die<br />
fungeert als productieplan: de treindienstleider (werkzaam bij de verkeersleiding, die onderdeel is<br />
van de netwerkbeheerder) past dit plan zo nodig aan en geeft de <strong>voor</strong> een treinbeweging benodigde<br />
infrastructuur tijdig vrij, indien dit op een veilige wijze mogelijk is. De vrijgegeven infrastructuur<br />
heet een rijweg en is de operationalisering van het treinpad.<br />
De beveiliging ‘vergrendelt’ (vroeger fysiek, tegenwoordig elektronisch) de hele rijweg. Wissels<br />
worden bij<strong>voor</strong>beeld vergrendeld en de reeds vrijgegeven spoorgedeelten kunnen niet meer<br />
worden toegekend aan een andere rijweg. De spoorgedeelten komen na gebruik door de trein weer<br />
vrij en kunnen dan weer in een andere rijweg worden gebruikt. Het is de taak van de detectie om<br />
vast te stellen welke spoorgedeelten vrij zijn.<br />
Treinsnelheid moet passen binnen de beperkingen van vrijgegeven spoor<br />
De rijweg kan verschillende beperkingen kennen, zoals: snelheidsbeperkingen in wissels of bogen;<br />
en het einde van de rijweg (bij<strong>voor</strong>beeld als het vervolg van de route nog niet beschikbaar is<br />
door ander treinverkeer of door storing van een in de route gelegen wissel). Deze beperkingen<br />
moeten aan de machinist worden getoond, doorgaans gebeurt dat met symbolen door seinen langs<br />
de baan of in de cabine van de trein. Het kan dan gaan om lichtseinen en borden, maar ook om<br />
geluidssignalen of handgebaren. De betekenis van alle gebruikte symbolen is gestandaardiseerd in<br />
bijlage 4 van de regeling spoorverkeer.<br />
De machinist moet de trein zodanig besturen dat de treinbeweging binnen de beperkingen van de<br />
vrijgegeven rijweg blijft. Hij moet daartoe de seinen tijdig kunnen waarnemen, de symbolen kunnen<br />
interpreteren, en zo nodig een passende actie ondernemen, zoals het inzetten van een remming.<br />
Gezien de lange remwegen van treinen is het van groot belang dat de machinist tijdig <strong>voor</strong> de<br />
aanstaande beperking wordt gewaarschuwd, dat wil zeggen op een zodanige afstand dat er nog<br />
voldoende remweg beschikbaar is om de snelheid te verlagen. Het remsysteem van de trein wordt<br />
door middel van een luchtdrukleiding bestuurd, waarop alle wagens van de trein zijn aangesloten.<br />
De dodemansinstallatie van een trein heeft tot doel de trein te stoppen wanneer de machinist<br />
daartoe niet meer in staat zou zijn. Om dat vast te stellen moet de machinist ten minste één maal<br />
per minuut een knop bedienen; doet hij dat niet, dan brengt de dodemansinstallatie de trein direct<br />
tot stilstand. Om te bewaken dat de treinbeweging de door de rijweg opgelegde beperkingen niet<br />
overschrijdt, bestaan er systemen <strong>voor</strong> automatische treinbeïnvloeding (ATB). Als het nodig is,<br />
grijpt een dergelijk systeem in en waarschuwt de machinist en/of forceert een remming. Hier<strong>voor</strong><br />
is het nodig dat ook het treinbeïnvloedingssysteem de beperkingen van de gegeven rijweg kent.<br />
ontwerpprincipe veiligheidstechniek: bij storing naar een veilige toestand<br />
een ontwerpprincipe <strong>voor</strong> veiligheidstechniek is dat de techniek, waar mogelijk, van nature de<br />
meest veilige toestand aanneemt. Voor elke minder veilige toestand is dan een expliciete opdracht<br />
vereist. Dit staat bekend als het fail-safe principe. Zo staan seinen normaliter op rood; zij kunnen<br />
alleen <strong>voor</strong>bijrijden toestaan zolang aan een aantal veiligheids<strong>voor</strong>waarden is voldaan. Ook de<br />
detectie meldt spoorgedeelten bezet, tenzij het tegendeel blijkt. Op vergelijkbare wijze zijn de<br />
remmen van een trein in rusttoestand bekrachtigd; de trein kan alleen in beweging worden<br />
gebracht als er voldoende luchtdruk is opgebouwd. storingen (zoals stroomuitval of luchtlekkage)<br />
werken op deze manier doorgaans naar de veilige kant. Het is echter niet mogelijk om tegen alle<br />
denkbare faalwijzen een fail-safe oplossing te ontwerpen.<br />
81