LEREN IN EEN KENNISSAMENLEVING - Onderwijsraad
LEREN IN EEN KENNISSAMENLEVING - Onderwijsraad
LEREN IN EEN KENNISSAMENLEVING - Onderwijsraad
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
• domeinkennis: onderscheiden naar declaratieve kennis en procedurele kennis,<br />
met andere woorden kennis van begrippen, feiten en samenhangen, respectievelijk<br />
van procedures en bijpassende vaardigheden, behorend bij een bepaald kennisgebied;<br />
• heuristische strategieën en vaardigheden en strategische kennis: algemene technieken<br />
en benaderingen die bij de aanpak van uiteenlopende taken de kans op<br />
succes vergroten;<br />
• controlestrategieën: kennis, vaardigheden en competenties om het proces van<br />
probleemoplossen te controleren; en<br />
• leerstrategieën: competenties om nieuwe kennis en vaardigheden te verwerven<br />
of al verworven kennis en vaardigheden aan te passen.<br />
Als het bij leerarrangementen om de keuze van inhouden gaat is ook een belangrijke<br />
afweging of een complexe taak aan de orde wordt gesteld dan wel een deelvaardigheid<br />
(Collins, 1996). In principe lijken bij het nieuwe leren complexe taken de voorkeur te<br />
hebben. Toch zal het vaak nuttig zijn om te concentreren op deelvaardigheden die nodig<br />
zijn om complexere taken aan te kunnen, met name wanneer lerenden lacunes hebben<br />
op dit vlak. Dan is het echter wel van belang in de ordening van leerarrangementen de<br />
deelvaardigheid te relateren aan de complexe taak waarvoor de deelvaardigheid nodig is.<br />
Als het gaat om de structurering van de inhouden dienen ook nog afwegingen gemaakt<br />
te worden over de mate waarin de gekozen materie voor de lerenden ‘levensecht’ moet<br />
zijn. Bij het nieuwe leren dienen leersituaties zowel naar inhoud als naar vorm functioneel<br />
te zijn zodat integratie en toepassing centraal staan.<br />
2 PEDAGOGISCH-DIDACTISCH ONTWERP<br />
Het pedagogisch-didactisch ontwerp zal ruimte moeten bieden aan een zekere variatie in<br />
leeractiviteiten. Daarvoor is een leercontext nodig die rijk is aan hulpbronnen en leermaterialen<br />
en die in algemene zin mogelijkheden geeft voor interactie tussen lerenden. De<br />
volgende afwegingen zijn aan de orde bij dit ontwerpproces (Collins, 1996). Ook hier is<br />
niet zozeer sprake van of/of maar eerder van en/en, in een te bepalen verhouding. Het<br />
gaat om:<br />
• De keuze tussen een incidentele leercontext of een intentioneel gearrangeerde<br />
context: het voordeel van intentioneel leren is dat er sprake is van een bepaalde<br />
mate van structurering waardoor het leerproces gerichter verloopt. Het nadeel is<br />
dat er wat minder ruimte is voor de eigen activiteiten van de lerenden. Het voordeel<br />
van incidenteel leren is dat het boeiender is waardoor lerenden meer gemotiveerd<br />
zijn en wellicht meer leren. Het nadeel is dat het inefficiënt kan zijn en<br />
dat lerenden niet gericht gebruik maken van de handvatten en strategieën die<br />
reeds beschikbaar zijn.<br />
• De afweging wie de controle heeft over het leerproces: de lerende of de docent?<br />
Bij een stapsgewijze overdracht van regulatie van het leerproces van docent<br />
naar lerende gaat het er vooral om dat het leerarrangement past in een bepaalde<br />
ontwikkelingsgang naar zelfregulatie (vergelijk de eerdere passages over<br />
modelling en scaffolding).<br />
• De afweging tussen contextueel en niet-contextueel of abstract leren: vanuit de<br />
idee van gesitueerd leren ligt het voor de hand de keuze te maken voor leren in<br />
concrete contexten. Van belang is dan deze contexten te variëren en op het<br />
geleerde te reflecteren, zodat tevens abstracties ontwikkeld worden.<br />
B.3-22 <strong>Onderwijsraad</strong>, januari 2003