LEREN IN EEN KENNISSAMENLEVING - Onderwijsraad
LEREN IN EEN KENNISSAMENLEVING - Onderwijsraad
LEREN IN EEN KENNISSAMENLEVING - Onderwijsraad
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
de eerste plaats een toename van instroom in hogere schooltypen bij de intrede in het<br />
voortgezet onderwijs van belang. De praktijk leert dat in de achterliggende jaren het aantal<br />
leerlingen dat lager terechtkomt dan het advies basisonderwijs aangeeft, juist is toegenomen<br />
(Kuyper & van der Werf, 2001). Tijdens het voortgezet onderwijs zou doorstroming<br />
tussen schoolsoorten in de onderbouw en ten dele ook in latere leerjaren mogelijkheden<br />
bieden om een verschuiving naar hogere opleidingsniveaus te realiseren. In de<br />
praktijk blijkt inmiddels de afstroom van leerlingen in de onderbouw sterker te zijn toegenomen<br />
dan de opstroom. Die tendens zet in hogere leerjaren door (Kuyper & Van der<br />
Werf, 2001). 44 Tot slot kan na diplomering in vbo tot en met hoger algemeen vormend<br />
onderwijs (havo), opstroom naar een hogere schoolsoort tot ophoging van opleidingsniveaus<br />
leiden. In de praktijk wordt (werd) van vbo naar middelbaar algemeen vormend<br />
onderwijs (mavo) geen doorstroming gesignaleerd. Van mavo gaat nu iets meer dan 5%<br />
naar havo door, en van havo naar vwo eenzelfde percentage. In vergelijking met de jaren<br />
negentig zijn deze percentages duidelijk gedaald. Overigens is doorstroming naar een<br />
kwalificerende vervolgopleiding (beroepsonderwijs, wetenschappelijk onderwijs) de meer<br />
gebruikelijke en efficiëntere optie: van vbo en mavo naar beroepsbegeleidende leerweg<br />
(bbl) of (vooral) beroepsopleidende leerweg (bol), van havo naar vooral hbo en gedeeltelijk<br />
ook naar bol, van vwo naar wo en in mindere mate naar hbo. Het percentage geslaagden<br />
dat het onderwijs na diplomering de rug toekeert is ten opzichte van begin jaren<br />
negentig gedaald. In het vbo gaat het toch nog om circa 20%, maar in mavo en havo en<br />
vwo liggen deze percentages lager en zijn ze in de achterliggende jaren ook duidelijk<br />
afgenomen. In totaal kiest ongeveer 90% van de gediplomeerden inmiddels voor een vervolgopleiding.<br />
De groei van het secundair beroepsonderwijs is aanzienlijk. Zo’n 40% gaat<br />
uiteindelijk naar het tertiair onderwijs (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2001).<br />
Vermindering voortijdig schoolverlaten<br />
Een tweede mogelijkheid om meer mensen tot hogere opleidingsniveaus te brengen is<br />
een vermindering van voortijdige uitval uit het onderwijs. De uitvalcijfers zijn momenteel<br />
in grote lijnen als volgt. Schoolverlaten vóór het eind van de schoolplichtige leeftijd ligt<br />
rond de 3%. Schoolverlaten zonder een startkwalificatie op minimumniveau (in de geanalyseerde<br />
cohorten: kort middelbaar beroepsonderwijs(kmbo)/leerlingwezen) ligt omstreeks<br />
de 10% (Den Boer & Uerz, 2000). Ongediplomeerde uitstroom in secundair<br />
beroepsonderwijs, hbo en wo ligt traditioneel echter tegen de 40%. Sinds het begin van<br />
de jaren negentig heeft de bestrijding van het voortijdig schoolverlaten, met name voor<br />
leerplichtige uitvallers en uitvallers zonder startkwalificatie, prioriteit in het regeringsbeleid;<br />
het omlaag brengen van uitval is nog steeds een belangrijk actiepunt. 45 De<br />
Algemene Rekenkamer (2001b) constateert in zijn evaluatie van dit beleid echter dat de<br />
handhaving van de leerplicht door lokale overheden kan worden verbeterd. Er bestaat<br />
nog geen sluitende aanpak van melding, registratie en doorverwijzing van voortijdige<br />
schoolverlaters die niet meer leerplichtig zijn.<br />
Conclusie<br />
De resultaten van het onderwijsachterstandenbeleid zijn duidelijk maar vooralsnog<br />
beperkt. Bij de instroom in het voortgezet onderwijs vindt niet of nauwelijks verschuiving<br />
van leerlingenstromen naar relatief hogere schooltypen plaats. Na afronding van het<br />
44 Gegevens cohortstudie VOCL-’93, die basis waren voor de evaluatie basisvorming en, voor gegevens van VOCL-’99, zie Kuyper<br />
& Werff (2001).<br />
45 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (2002a). De overheid richt zich, via een naar gemeenten gedecentraliseerd<br />
beleid, vooral op degenen die het onderwijs al verlieten, en daarbinnen op de groep zonder enige startkwalificatie. Het<br />
streven is deze terug te geleiden naar het onderwijs dan wel te begeleiden naar een baan, al dan niet in combinatie met leren.<br />
Leren in een kennissamenleving<br />
53