Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
EENZIJDIGHEID<br />
Efraïm is een koek, die niet is omgekeerd.<br />
Hosea 7:8b.<br />
Het ontga onze aandacht niet, dat de profeet Hosea het volk Israël zo dikwijls met de naam<br />
"Efraïm" aanspreekt. Dit komt, omdat de zoon van Beëri de profeet der liefde is; daarom past<br />
de naam "Efraïm" ook zo goed in zijn mond, want er ligt goddelijke liefkozing in. Reeds<br />
Jacob had, door de Geest van <strong>Christus</strong> gedreven, Efraïm boven Manasse gezegend, en zo de<br />
mindere boven de meerdere gesteld. Dat is ook altijd zo gebleven in de geschiedenis: gedurig<br />
geeft Efraïm onder de stammen Israëls de toon aan. Daarom spreekt deze benaming van<br />
bijzondere bevoorrechting. En we denken er onwillekeurig bij aan het woord van Jeremia: "Is<br />
niet Efraïm Mij een dierbare zoon, is hij Mij niet een troetelkind?"<br />
Wat nu Efraïm met die voorrechten gedaan heeft, vernamen we reeds uit die lugubere<br />
geschiedenis van de koningsmoordenaars. Tegenover de liefde Gods stelden zij hùn haat; en<br />
die haat heeft Hosea vergeleken met het vuur van een bakkersoven, waarin zij al hun<br />
regenten verteerden.<br />
Voortgaande met ditzelfde beeld, gaat nu de profeet Efraïm zèlf vergelijken met een koek,<br />
een brood-koek namelijk, die echter.... niet is omgekeerd. Dit is een noodlottige<br />
geschiedenis, want iedereen weet wat er met een koek gebeurt, die niet is omgekeerd. Deze<br />
verbrandt aan de ene zijde, maar blijft aan de andere kant ongaar. Hosea had dus evengoed<br />
kunnen zeggen: Efraïm is een misbaksel. Het deugt nergens meer toe. En we denken terstond<br />
aan het woord van de Heiland: "Indien het zout smakeloos wordt, waarmee zal het gezouten<br />
worden; het deugt nergens meer toe, dan om buiten geworpen, en van de mensen vertreden te<br />
worden".<br />
Wat Hosea met deze beeldspraak bedoelt, is uit het verband duidelijk genoeg op te maken.<br />
In ditzelfde vers lezen we namelijk de verklaring: Efraïm verwart (of vermengt) zich met de<br />
volken!<br />
Nu had — dit moet vooropgesteld — Israël inderdaad een plaats te midden van de volken, en<br />
een roeping tegenover de heidenen. God had dit volk midden tussen de heidenvolken gezèt,<br />
opdat het, naar het woord van Micha, in het midden van vele volken zou zijn als een dauw<br />
van de Here.<br />
Dat was dus de ene zijde.<br />
Maar anderzijds had dit uitverkoren volk een roeping tegenover de Here. Het moest zich stipt<br />
en streng houden aan de geboden des Heren. De aanraking mèt de volken mocht er niet toe<br />
leiden, dat Israël zijn geheel enige uitzonderingspositie van het volk Gods te wezen, prijsgaf.<br />
Dat was dus de andere zijde.<br />
Naar twee zijden lag er dus voor Efraïm een taak, en de ene mocht niet ten koste van de<br />
andere worden verwaarloosd.<br />
Zowel de roeping tegenover de volken als die tegenover God, de aardse en de hemelse, moest<br />
nauwkeurig worden vervuld.<br />
Maar nu komt de catastrophe!<br />
Efraïm is als een koek, die niet is omgekeerd.<br />
115