liefde tot wederliefde te laten wekken. Omdat ze er Gods liefde niet in merkten, was er aan hen ook niets te merken. Ze bleven er even koud onder. Het volk, door de Here bevrijd, heeft zich niet aan Hem gewijd. Dat is de duisternis. Dat is het grote kwaad der onoplettendheid. Het "niet opmerken" komt neer op versmaden. Zij hebben 't lang gewenste land Versmaad uit strafbaar onverstand! Zo blijkt dus, dat onverstand en onoplettendheid strafbare feiten zijn, evenals bijvoorbeeld dat andere "kleinigheidje": zeggen tot z'n broeder: gij dwaas", strafbaar is door het helse vuur. Naar ons oordeel zijn er veel ernstiger dingen, die voor straf in aanmerking komen; we plegen datgene wat de Here hier aan Israël verwijt, te rangschikken onder het kleingoed, de vergeeflijke zwakheden, waarover we ons niet zo erg behoeven te verontrusten. Maar òns oordeel komt hier niet in aanmerking. In 't geheel niet! Als wij Gods zegeningen bij ons laten neerglijden en over ons laten komen zonder er behoorlijk acht op te slaan, verhoring van onze gebeden ontvangen zonder er zelfs om te denken, dat we er indertijd om gebeden hebben, weer beter te worden, jubilea vieren, slagen voor examens en slagen in het leven, en dan God afschepen met een versje van lofprijzing in ons avondlied plus een paar rijksdaalders, dan is dat allemaal zonde van onoplettendheid, die God strafbaar stelt. En terecht. Want dit "zij erkenden niet, dat Ik hen genas" verraadt gemis aan wederliefde. En ook gemis aan geloof. Want het is onmogelijk, dat wie <strong>Christus</strong> door een waar geloof is ingeplant, niet met een dankbaar hart Zijn hand in heel zijn leven zou opmerken, en dat leven Hem wijden! Ziezo, nu zwemmen we óók niet in de fuik, waar al zovelen in zitten, die dat niet-letten op de daden des Heren uitsluitend toeschrijven aan de kinderen dezer wereld. De "wereld", zo zeggen we dan, erkent God niet, en rekent met Hem niet, en gaat in waanwijsheid haar eigen wegen, en is er blind voor, dat de Here het is, Die haar kastijdt, en eveneens, dat de Here het is, Die Zijn zon doet opgaan over bozen en goeden! En ik weet niet, wat we nog meer voor slechts te zeggen hebben en te hóren krijgen vaak in de kerk over de boze wereld. En zonder enige ontroering of ontferming over die ontaarde wereld, voelen we ons knus op de veilige kerkbanken. ...! Is daar reden voor? Kunnen we rustig zeggen: Ik dank U, dat ik niet ben gelijk die wereld? Is dat niet de wereld in de kerk en de wereld in ons hart, als wij ook slag op slag niet merken dat de Here ons heelde en sloeg, dat Hij ons streelde èn kastijdde, en als wij dapper de welbekende en vertrouwde belijdenis trotseren in de practijk van het leven, door te menen, dat loof en gras, regen en droogte, rijkdom en armoede wèl bij geval en niet van Zijn Vaderlijke hand ons toekomen? Ach, hoevele levens glijden weg in de mist, zonder God te zien in loof en gras en ondanks de vroomste betuigingen van Gods voorzienigheid. En hoe groot is het getal van hen, die dat misschien wel erkennen, maar zich niet bekeren. We moeten niet zeggen, dat dit niet zo is, want het is wèl zo. Met het opzeggen en nazeggen van de belijdenis zijn we niet klaar. Wie Mij belijden zal voor de mensen, en niet wie z'n belijdenis kan opzeggen voor de mensen, zal 153
Ik belijden voor Mijn Vader, Die in de hemelen is. Laten wij het dus zeer nauw nemen, wij nette vromen, verbondsgetrouwen ! Onoplettendheid is zonde. De mens die "vergeet" een van Zijn weldadigheden, is des doods schuldig! Heus, die alleen maar "vergeet". Hoe is het ook weer? Hun hart vergat de Opperheer, Hun dierb're Heiland, Die weleer Hen redde van d' Egyptenaren. Hun hart was alleen maar wat vergeetachtig, jawel, maar: Toen dreigde God hen met de dood, En nimmer waren z' in die nood Zijn hooggeduchte wraak ontweken, Zo Mozes, Zijn verkoren held, Zich niet bij God met ernstig smeken Voor hen had in de bres gesteld. Vul nu voor Mozes de naam van Jezus in, en ge zijt er. Laat mij nooit vergeten, dat Hij Zich voor mijn nonchalante vergeetachtigheid "in de bres" gesteld heeft. Dan wordt ook die zonde mij tot schuld. Maar dan zal ik ook door gelovige gemeenschap met Hem aan het beeld van de zeer opmerkzame Jezus gelijkvormig worden. 154
- Page 1 and 2:
Gepubliseer op: Deur Christus Allee
- Page 3 and 4:
Inhoud DE ZOON VAN BEËRI .........
- Page 5 and 6:
Hosea, daartegen reeds horen toorne
- Page 7 and 8:
woord, het Woord des Heren kracht b
- Page 9 and 10:
aannemelijker is het dan nog als ie
- Page 11 and 12:
heerscharen en toch daarmee eigen r
- Page 13 and 14:
De man! Hosea! In twee woorden kan
- Page 15 and 16:
O, ik hoor boven het verwereldlijkt
- Page 17 and 18:
voor, dat de Here nü kwam zeggen,
- Page 19 and 20:
grond der zaak was Jehu .... een mo
- Page 21 and 22:
Israëls profeten, zangers en histo
- Page 23 and 24:
Drijft het in elk geval niet tot he
- Page 25 and 26:
zijn. Wat is dan waar! Het eerste o
- Page 27 and 28:
En zo staat het in de Schrift óók
- Page 29 and 30:
Als het op de een of andere manier
- Page 31 and 32:
concentreert, des te beter zal het
- Page 33 and 34:
en al haar rein verlangen Heeft Hij
- Page 35 and 36:
aan de kaak te stellen. Maar Hij wi
- Page 37 and 38:
grimmigheid"? Of is dit soms bitter
- Page 39 and 40:
In de woestijn van Juda wordt Johan
- Page 41 and 42:
niet doen gelden. Zij trekt niet ov
- Page 43 and 44:
Wanneer wordt het dal Achor tot een
- Page 45 and 46:
echt op Zijn volk, en dat volk rech
- Page 47 and 48:
aangezien de hemelse vreugde geen t
- Page 49 and 50:
haar terug te halen. En niet alleen
- Page 51 and 52:
opzoekende liefde; het zal met die
- Page 53 and 54:
"De man, die in overmoed handelt do
- Page 55 and 56:
Aan zelfcritiek is onze tijd doodar
- Page 57 and 58:
Het is slechts een waan. Nalatighei
- Page 59 and 60:
"Dat ik mijzelven tot een levend da
- Page 61 and 62:
afdoende — verontschuldiging dien
- Page 63 and 64:
de gesprekken voor en na de preek.
- Page 65 and 66:
We kijken eerst nog even naar Isra
- Page 67 and 68:
Hij achtervolgt hen, die op eigen g
- Page 69 and 70:
vrijmoedigheid schijnt eensklaps ge
- Page 71 and 72:
Van de kinderen Gods kan en mag nu
- Page 73 and 74:
"Here, Gij doorgrondt en kent mij;
- Page 75 and 76:
De Here kent ons. Hij kent ons alle
- Page 77 and 78:
schuilen gewoonlijk in alle mogelij
- Page 79 and 80:
aangeroepen door den huize Jacobs!
- Page 81 and 82:
Dit is duidelijke taal, en de profe
- Page 83 and 84:
Aan de edele wingerd kunnen wilde l
- Page 85 and 86:
daar eens een kijkje te nemen. Met
- Page 87 and 88:
Het noodlottigste is, dat deze vija
- Page 89 and 90:
Om dit te verstaan, moet men bedenk
- Page 91 and 92:
andkast van uitgezonderd. Het gaat
- Page 93 and 94:
het kleed volgt de ziekte van de me
- Page 95 and 96:
doet spreken en de pen doopt in gal
- Page 97 and 98:
de mens geen onrecht doet (in Isra
- Page 99 and 100:
meer hunkeren naar het vergelegen l
- Page 101 and 102:
duidelijk, dat Israël verwacht en
- Page 103 and 104: "geduldig" zijn. Dat is geen vrucht
- Page 105 and 106: profeten, dat ze niet tot "beschouw
- Page 107 and 108: Maar waar de burgerlijke wetgever e
- Page 109 and 110: Verschrikkelijke toestanden, is iem
- Page 111 and 112: gezinsleven en in het kerkelijk lev
- Page 113 and 114: oosheid" 36 , maar in verband met v
- Page 115 and 116: ander, die een wiegeliedje zingt, d
- Page 117 and 118: Het verbrandde en verschroeide aan
- Page 119 and 120: Deze onvruchtbare vijgeboom wordt u
- Page 121 and 122: onderscheidene hoven, maar het is n
- Page 123 and 124: VERSTANDIGE EZELS De wilde ezel hou
- Page 125 and 126: Angst is geen zwakheid, maar kracht
- Page 127 and 128: ZAAIING EN OOGST Want wind zaaien z
- Page 129 and 130: Welnu, zegt Hosea, de uitkomst zal
- Page 131 and 132: LOEREN OF LUISTEREN De wachter over
- Page 133 and 134: of men niet de profeet in zijn woor
- Page 135 and 136: Maar dat Hosea, de profeet des Here
- Page 137 and 138: gedachten van zichzelf. Hij erkent:
- Page 139 and 140: te brengen natuurlijk. En hoe meer
- Page 141 and 142: PALSTAANDERS Sinds de dagen van Gib
- Page 143 and 144: Gericht en verdoemenis! Het Avondma
- Page 145 and 146: GELIEFKOOSDE BEZIGHEDEN Efraïm was
- Page 147 and 148: Maar op het zwaardere komt het aan.
- Page 149 and 150: Amelek, zal verslaan. En Egypte moe
- Page 151 and 152: vinden. Maar ze hebben 't niet meer
- Page 153: het koor van stemmen van "de duivel
- Page 157 and 158: vernederen, wordt aan het slot van
- Page 159 and 160: DE VADEREN EN WIJ! In de moederscho
- Page 161 and 162: overwinnend leven geweest. Israël!
- Page 163 and 164: OPGEBORGEN ZONDE Welbewaard is Efra
- Page 165 and 166: schuldbekentenissen schrijft, en zo
- Page 167 and 168: LELIE EN LIBANON Ik zal zijn als de
- Page 169: loemen, maar behoren dan ook te blo