Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
GELIJK EEN DUIF<br />
Zij zullen bevend komen als een vogel uit Egypte, als een duif<br />
uit het land Assur.<br />
Hosea 11:11 a.<br />
Wie het elfde hoofdstuk van Hosea tot het eind toe doorleest, zou zich kunnen afvragen, of<br />
God niet ja en neen tegelijk zegt. Het heeft er alle schijn van. Nauwelijks is de felste<br />
bedreiging uitgesproken, dat Efraïm naar Egypte zal wederkeren en Israël zal worden<br />
gevoerd naar Assur, en dat het zwaard zal rondwaren in zijn steden (vs 5 en 7), of dit oordeel<br />
schijnt te worden geannuleerd door de heilsbelofte:<br />
"Hoe zou Ik u prijsgeven, Efraïm, u overleveren, Israël? Hoe zou Ik u prijsgeven als Adama,<br />
u maken als Zeboïm? Mijn hart keert zich om in Mij, ten volle wordt Mijn erbarming<br />
opgewekt. Ik zal Mijn brandende toorn niet ten uitvoer brengen. Ik zal Efraïm niet verder<br />
verderven. Want Ik ben God en geen mens, heilig in uw midden, en Ik zal niet komen in<br />
toorngloed" (vs8, 9).<br />
Dus het valt nog wat mee? Het waren maar wat dreigementen, zoals een vertoornd vader wel<br />
eens wat hard uitvallen kan zonder dat evenwel de dreigingen ten uitvoer gebracht worden?<br />
Nee, zó is het niet! "Ik ben God en geen mens", staat hier expres nog bij, om die conclusie bij<br />
de wortel af te snijden. Wat uit Zijn lippen ging, blijft vast en ongebroken. Zowel straf als<br />
loon, bedreiging èn belofte! Men mag de Here niet minder laten zeggen, dan Hij zegt.<br />
Maar ook niet meer!<br />
Er zou namelijk naast de vals-optimistische conclusie van zopas: het valt wat mee, óók nog<br />
een pessimistische conclusie mogelijk zijn. Iemand zou namelijk kunnen denken: nu is het<br />
met Gods volk helemaal gedaan! Nu, déze conclusie wordt door de Here evenmin aanvaard.<br />
Van de steden in de vlakte, Adama en Zeboïm, Sodom en Gomorra was destijds niets, maar<br />
dan ook niets overgebleven. Zùlk een totale vernietiging is voor dit uitverkoren volk een<br />
even totale onmogelijkheid! Hosea wijst dat in Gods naam met heilige verontwaardiging af.<br />
Hoe zóu ik u kunnen overleveren als die goddeloze steden! Niet, dat Israël dit niet verdiend<br />
had: het had het dubbel en dwars verdiend! Ook niet, omdat Efraïms goddeloosheid minder<br />
groot was dan van Sodom en Gomorra! Ze was zelfs gróter (Klaagl. 4:6). Evenmin, omdat de<br />
Here de kinderen Israëls er te lief voor had! Niets van dit alles! Maar Hij had er Zichzelf te<br />
lief voor. Hij zou er door met Zichzelf in conflict komen! Hield dit bedorven Israël niet zijn<br />
Messias in de schoot verborgen? Moest de Heiland der wereld niet uit dit volk te voorschijn<br />
treden? Nu, dit is dan de reden, waarom er van algehele vernieling geen sprake kan zijn. Om<br />
<strong>Christus</strong>-wil! Om hèt Overblijfsel, <strong>Christus</strong>, zal u een overblijfsel zijn naar de verkiezing der<br />
genade. Het "berouw" en de "erbarming" Gods, waarvan hier sprake is, vinden hun grond<br />
alleen in <strong>Christus</strong>, voor Wie de Vader géén pardon had, en aan Wie de heilige God de<br />
bitterheid Zijns toorns wèl heeft uitgevoerd. Wie het kruis van <strong>Christus</strong> voorbijloopt, heeft<br />
geen betere toekomst dan die van Adama en Zeboïm te wachten, maar over ieder die Jezus te<br />
voet valt klinkt de ontroerende belofte: "ten volle wordt Mijn erbarming opgewekt. Ik zal<br />
Mijn brandende toorn niet ten uitvoer brengen. Ik zal Efraïm niet verder verderven".<br />
Deze liefde Gods, om <strong>Christus</strong>-wil aan Zijn volk betoond, zal met wederliefde worden<br />
beantwoord.<br />
Van het "overblijfsel" namelijk, dat zich in de ballingschap onder de slaande hand Gods zal<br />
155