02.09.2013 Views

Deur Christus Alleen - AH Bogaards

Deur Christus Alleen - AH Bogaards

Deur Christus Alleen - AH Bogaards

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

aannemelijker is het dan nog als iemand beweert: "Een en ander is hieruit te verklaren, dat in<br />

de koningen van Juda het (in de grond alleen wettige) koningshuis van David wordt voortgezet;<br />

het koningshuis van het Noordelijk rijk stond daarmee nooit op één lijn, en speciaal na<br />

Jerobeam II hebben daar nog slechts usurpatoren op de troon gezeten" 5 . Maar ook dan blijft<br />

nog onverklaarbaar, waarom de naam van Jerobeam II óók niet is weggelaten. Dat Hosea<br />

alleen de "vrome" koningen noemen wilde, kan al evenmin de reden zijn, want van Jerobeam,<br />

de zoon van Joas, kan niet gezegd worden, dat hij de Here diende, terwijl zelfs ook de<br />

genoemde Achaz van Juda uitblonk in goddeloosheid.<br />

Zou Hosea zich soms geschaamd hebben hen te noemen? Er zijn mensen, die een schande<br />

voor de familie zijn, de rotte appel in de mand! Er wordt over hen in de huiselijke kring liefst<br />

niet teveel gesproken, vooral niet als er vreemden bij zijn. Ze zijn niet vergeten, die verloren<br />

zonen en dochteren, en er gaat geen avond voorbij (als het goed is!) dat ze niet in hartelijke<br />

gebeden aan de troon der genade opgedragen worden, maar.... men spreekt niet over ze; daar<br />

schaamt men zich eigenlijk voor: hun namen worden niet genoemd. Dit zou een redelijk<br />

motief kunnen zijn voor Hosea om de namen dezer gekroonde hoofden op zijn lippen niet te<br />

nemen. Ze hadden een zeer zwarte bladzijde in de geschiedenis van Israël geschreven, deze<br />

ongenoemden! Het waren schier stuk voor stuk moordenaars, koningsmoorders nog wel, die<br />

zich een weg naar de troon gebaand hadden over de lijken van hun voorgangers! Met een<br />

schone toespeling op de troon van God, die men zich dacht boven de ark — de ark waarin de<br />

twee wetstafelen lagen —, verklaarde een der Psalmisten, dat recht en gerechtigheid waren de<br />

vastigheid van Gods troon: die troon zetelde om zo te zeggen op de wet, waarin het zuiverste<br />

recht vertolkt werd; maar met déze koningen Israëls (die als theocratische koningen een<br />

afdruk moesten vertonen van Gods koningschap!) was juist het tegenovergestelde het geval:<br />

hun waggelende troon stond op een met mensenbloed gedrenkte bodem. En het zou geen<br />

wonder zijn, dat uit dien hoofde Hosea's pen weigerde de namen dezer geweldenaren te<br />

memoreren uit schaamte over deze koningen die géén koningen waren, ware het niet, dat de<br />

profeten er toch ook overigens niet voor terugdeinzen de zonden van volk en vorsten openlijk<br />

aan de kaak te stellen.<br />

Er blijft dus feitelijk voor Hosea's zwijgen geen andere motief over dan dit, dat deze lieden<br />

voor de profeet de moeite van het vermelden niet waard geweest zijn, wijl ze volkomen<br />

nutteloos geweest zijn voor het koninkrijk Gods. Het is nog niet eens noodzakelijk,<br />

godvrezend te zijn, om tegelijk nuttig effect te hebben voor Gods koninkrijk.<br />

Zelfs openbare vijanden der kerk kan de Here gebruiken, en hééft Hij menigmaal gebruikt ten<br />

dienste van Zijn kerk, en op hetzelfde ogenblik dat hun handen meenden te breken, waren ze<br />

onbewust bezig aan de kerkopbouw. De koning der Perzen kon stellig niet gerekend worden<br />

onder degenen die in Sion geboren zijn, en niettemin zegt de Here van deze Kores: "Mijn<br />

herder, hij zal al Mijn welbehagen volvoeren door tot Jeruzalem te zeggen: Het worde<br />

herbouwd en de tempel worde gegrondvest" (Jes. 44:28).<br />

Zo kan van al de koningen in het opschrift van Hosea's profetieën gezegd worden, dat ze op<br />

de een of andere wijze God "gediend" hebben, en een taak volbracht. Zelfs van de ontrouwe<br />

Jerobeam II geldt dit — de koning die Hosea dan ook wèl noemt. Wel vreesde hij God niet,<br />

en deed wat kwaad was in de ogen des Heren, maar de voor Hem weggelegde opdracht heeft<br />

hij stipt moeten vervullen. Hij was de door God bestemde en door Jona geprofeteerde<br />

verlosser, die Israël moest bevrijden van de Damasceense overheersing. "Hij veroverde het<br />

gebied van Israël, van de weg naar Hamath tot de zee der Vlakte, volgens het woord dat de<br />

Here, de God van Israël, gesproken had door Zijn knecht Jona, de zoon van Amittai, uit Gath-<br />

Hefer" (2 Kon. 14:25).<br />

5 Aldus Prof. Ridderbos: De kleine profeten I, blz. 25 (in: Korte Verklaring der H. S.).<br />

8

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!