Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
"Here, Gij doorgrondt en kent mij;<br />
Gij kent mijn zitten en mijn opstaan,<br />
Gij verstaat van verre mijn gedachten;<br />
Gij onderzoekt mijn gaan en mijn liggen,<br />
met al mijn wegen zijt Gij vertrouwd.<br />
Want er is nog geen woord op mijn tong,<br />
of zie, Here, Gij kent het volkomen".<br />
Hosea moest dus niet menen, dat hij hun iets nieuws kwam zeggen; het God-geleerde Israël<br />
wist van de Alwetende alles af!<br />
Maar de Alwetende, Die op Zijn beurt Zijn God-geleerden beter kent dan zij menen,<br />
verklaart eenvoudigweg: de Here kennen zij niet! Voor theretische God-geleerdheid kregen<br />
ze vast een tien, maar voor practische Godskennis een nul. Daarin waren ze zo onkundig, dat<br />
ze niet eens wisten, dat de Here alles van hen afwist. Terwijl ze bij hun altaren zongen: Here,<br />
Gij doorgrondt en kent mij, meenden ze zich achter hun altaren en de wierookwalmen voor<br />
de Alziende te kunnen verstoppen, de slimmerds! Net kinderen. Daarom moeten ze ook als<br />
onnozele kinderen behandeld en met melk gevoed worden, en komt God tot vermoeiens toe<br />
de haast overbodige en overbekende verklaring afleggen: Ik ken u wel, Efraïm, en gij, Israël,<br />
zijt voor Mij niet verborgen!<br />
Waarom zei God dit?<br />
Waartoe deze vermoeiende herhaling van de allergewoonste waarheid?<br />
Wel, eenvoudig omdat Israël bij zijn eigen dogmatiek niet leefde. Wat iedereen in theorie zo<br />
geheid wist, scheen iedereen in de practijk te vergeten.<br />
Het overbekende was juist daarom onbekend geworden, en raakte niemands geweten meer.<br />
De Here had pas een sterk staaltje gegeven van Zijn alwetendheid en mensenkennis: de<br />
vorsten van Israël waren aan de kaak gesteld, en God had de verborgen strikken wel gezien,<br />
die in de deftige rechtzalen verdekt waren opgesteld om de onnozelen te vangen, o, Ik ken u<br />
zo goed, Efraïm!<br />
Als het in de hoogste kringen zo gesteld was, dan hoeft men niet te vragen, hoever het bederf<br />
in de lagere kringen was doorgevreten.<br />
Nu zullen ze in Israël wel gedacht hebben, dat het verder wel zou loslopen, want de Here had<br />
er immers niets van gemerkt. Ze waren zó gewoon elkaar te bedriegen, dat ze meenden dat<br />
het ook maar een kleinigheid was, de Here te misleiden. Ze konden zo netjes hun<br />
geniepigheden en bedriegerijen maskeren met 'n extra gebed, dat het schier onmogelijk<br />
scheen, dat hun vroom bedrog opviel.<br />
Daarom verklaart de Here bij voorbaat, dat ze die illusies moeten laten varen.<br />
Ze kunnen de Alwetende niet misleiden, en derhalve is hun waan, dat ze hun straf zullen<br />
ontlopen, een ijdele droom. ... Ik ken Efraïm, en Israël is voor Mij niet verborgen.<br />
Hij zou Efraïm niet kennen!<br />
Als kleine jongen had de Here hem al uit Egypte geroepen, en al die jaren z'n gangen<br />
nauwkeurig gadegeslagen. Hij had hem in zijn nood horen schreien tot God en in z'n<br />
voorspoed zien afwijken van God. Hij had Efraïm gedragen en verdragen, o zo lang!<br />
Maar ook aan Gods geduld komt een einde.<br />
En juist, Efraïm, omdat Ik u zo door en door kèn, en weet hoe hard uw hart is, daarom is<br />
Mijn vonnis gans rechtvaardig.<br />
7<br />
2