Download deel 1 - Textualscholarship.nl
Download deel 1 - Textualscholarship.nl
Download deel 1 - Textualscholarship.nl
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
92<br />
gen, de Egyptische koning Sesostris als eerste grote zeevaarder, en de<br />
Tyrrhenen en de Tyriërs als belangrijkste zeevarende volken. 65 Maar ook<br />
hier een aanvulling, in de vorm van een uitweiding over de exploten van<br />
Sesostris (r. 50-54). De informatie is afkomstig uit het werk van de klassieke<br />
geschiedschrijver Diodorus Siculus, 66 maar via welke bron Vondel er<br />
aan gekomen is, heb ik niet kunnen achterhalen.<br />
Gezien de gesignaleerde aanvullingen is het niet ondenkbaar dat er<br />
een tusse<strong>nl</strong>iggende bron is geweest waar Vondel dit alles uit heeft en die<br />
zelf teruggaat op Polydorus Vergilius, Diodorus Siculus en Plinius. De<br />
overeenkomst met de passage uit Van Manders Wtlegginghe zou dan<br />
daaruit verklaard kunnen worden. Vooralsnog houd ik het er echter maar<br />
op dat Vondel zelf zijn bron heeft aangevuld met wat extra informatie<br />
die hij bij zijn lectuur was tegengekomen. Juist door hun exact karakter<br />
verhoogden deze toevoegingen het aanschijn van geleerdheid van deze<br />
passage, de indruk dat de dichter schreef vanuit de toenmalige stand van<br />
wetenschap.<br />
Hetzelfde, aansluiting bij de stand van wetenschap, zien we ook in de<br />
confirmatio, het historische exposé dat dient om de "betaamlyckheid"<br />
op grond van "natuur of zeden" van de Nederlandse zeevaart aan te tonen.<br />
Ten bewijze voert Vondel allereerst de roem aan die de Hollandse<br />
graven aan de zeevaart te danken zouden hebben (r. 77-96).<br />
Rond 1600 was de beoefening van de nationale geschiedwetenschap in<br />
een stroomversnelling geraakt, vooral dankzij het werk van een groepje<br />
Leidse geleerden: Janus Dousa sr., zijn zoon Janus Dousa jr. en Petrus<br />
Scriverius. Hun belangstelling gold met name de graventijd.' Wanneer<br />
Hugo de Groot in 1610 komt met zijn Liber de Antiquitate Republicae<br />
Batavicae —hetzelfde jaar verschenen onder de titel Tractaet van de Oudheyt<br />
vande Batavische nu Hollandsche Republique —grijpt hij wat betreft<br />
de gegevens over de Hollandse graven terug op hun werk. 68 Dit<br />
laatste boekje is Vondels bron. 69 In dit geval doet de dichter zelfs niet<br />
veel anders dan zijn voorbeeld berijmen. Wel maakt hij een in onze<br />
ogen curieus gebruik van zijn voorbeeld. Bij De Groot figureert namelijk<br />
het Europese aanzien van de Hollandse graven niet als bewijs van de<br />
6s Polydorus Y Vergilius, i^ae ^r achti e Be s ch ^ van g he ^ III. 1315-316.Plinius S ,pp.<br />
noemt in<br />
lt verband noch h S e sost ri noch s , de T rrhe Y n e. nNoa Noahwo wordt dt ind de NNederlandse<br />
ed a Pliniusvertaling<br />
'n wg wel genoemd g o (p. p 129 9 in margine).<br />
66 I.LV. 1 - 1 0. De anteke aantekening a in g b bij ldedeze p passage g in de i^B-editie<br />
'ti e (dl. d 1, , p. p 429) 9dat<br />
over<br />
een tocht t naar Indie van Sesostris ri Ramses II n iets be k en<br />
is is , dan ook onjuist. onjuist<br />
Kam in a Opvattingen over onze oudere va drndce e la s esc aedenzs p. S _<br />
pg,geschiedenis,<br />
39 ,<br />
141-152. S<br />
68 Grotius noemt het werk rk van n n Jan a v vanexpliciet der Does (p. . 2 6 ^ maar aa vgl.bijvoorbeeld<br />
vg<br />
..<br />
ook zijntwijfel zi ll over het koninklijk zwagerschap van de eerste twee Diederiken met<br />
Scriver i' us ' aa aantekeningen g daarover in d diens ens B chri es ' in 1 v he g van Out Batavien, , p. p 108, , 116.<br />
69 gebruikte g de editie uit 16 4 1. Va Van de Oudheydt y der d r Batavische, , nu Hollandsche<br />
RRepublique. e ubli ue. Hierin p. P 33. 3 3