03.03.2013 Views

Download deel 1 - Textualscholarship.nl

Download deel 1 - Textualscholarship.nl

Download deel 1 - Textualscholarship.nl

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

184<br />

niet zo snel en ongehinderd goederen kan aanvoeren als over zee met een<br />

schip, vooral niet van verafgelegen landen; 151 iets wat Vondel als volgt<br />

uitdrukt:<br />

En wind te Paphus op het ancker uyt den grond,<br />

Vliegt in een etmael heen den Nilus inden mond:<br />

Of stoot van Parthenoop aen 't land daer de Sirenen<br />

Met vleyende gesangh Vlysses zijn verschenen.<br />

Stond weer en wind ten dienst, waer 't vlack een rechte baen,<br />

Men sou om 's weerelds riem in honden Bonnen gaen. (r. 395-400)<br />

Nadat hij zo de noodzakelijkheid en het nut van de zeevaart heeft<br />

aangewezen, komt Keckermann met de bezwaren. Net zoals Vondel dat<br />

doet in het laatste ge<strong>deel</strong>te van diens betoog (r. 403-412), zoekt hij deze<br />

bij de handel: handel is afkeurenswaardig en daarom kan de zeevaart niet<br />

lofwaardig zijn. In eerste instantie pareert Keckermann dit bezwaar met<br />

de stelling dat handel, door middel van het verdiende geld, een middel<br />

is tot publieke en private Jeugdbeoefening en leidt tot de bloei van<br />

steden. Bij Vondel vinden we dit argument alleen, en dan vrij impliciet,<br />

in de slotconclusie, waar de zeesteden en verre volken rond het pronkbeeld<br />

van de zeevaart gegroepeerd zijn (r. 449-456). Maar dan komt<br />

Keckermann eerst met twee argumenten voor de afkeurenswaardigheid<br />

van de handel en vervolgens met een weerlegging van beide.<br />

Het eerste is dat handel niet natuurlijk zou zijn. Keckermann ontkent<br />

dit en zegt dat handel juist een tekort van de natuur corrigeert. Hiermee<br />

wijst hij terug naar het argument van de goederenuitwisseling, waarvan<br />

we al gezien hebben dat het ook Vondels beslissende argument is. Het<br />

tweede bezwaar is dat het de koopman te doen is om winst en dat hij<br />

daarom een slaaf is van de hebzucht. Dit is ook het bezwaar van Vondel,<br />

al kleedt die het in in een mythologische verbeelding:<br />

Maer och wat hoor ick hier een jammerlijck gheschreeuw!<br />

Soo haest de pijnboom sworn versmolt de gulden eeuw,<br />

Een ys're tijd begost, de Gierigheyd op eerden<br />

Invoerde 't mijn, en dijn, [ ... ] (r. 403-406)<br />

Beiden, Keckermann en Vondel, komen met dezelfde weerlegging: dat<br />

sommige kooplieden zondigen, wil nog niet zeggen dat de handel als zodanig<br />

te veroordelen is, de ondeugden van de kooplui horen niet tot het<br />

wezen van de handel.' SZ Of om Vondel te citeren:<br />

't Is waerheyd, ick bekend, 't misbruyck is weerd gelasten.<br />

Wech met dit hoerekind, en aterlinxen basten, (r. 413-414)<br />

Overzien we nog even het voorgaande, dan is duidelijk dat Vondels<br />

argumentatie vóór en tegen het nut, de rechtmatigheid en de eervolheid<br />

van de zeevaart, zoals hij die in het laatste ge<strong>deel</strong>te van zijn betoog geeft<br />

lsl Keckerm ann , Br ev is<br />

Commentatio Nautica, , cap. P 2, , kol. 1 992 .<br />

1 52<br />

Kecke rm ann , Brevis i Commentatio Nautica, , cap. p 2, , kol. 1 992 -1<br />

993.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!