Download deel 1 - Textualscholarship.nl
Download deel 1 - Textualscholarship.nl
Download deel 1 - Textualscholarship.nl
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
133<br />
ende gantschelijcken verlaat. [ ... ]. Dat by in 't lichte Godes sijn licht, namentlijck<br />
Christum Biet, sijn goetheyt kent, dat van herten begeert, na wensche verkrijght, ende<br />
alsoo door 't hebben ende een worden met het ware goedt, oock selve Boet<br />
wordt.^3'<br />
Ook bij Thomas valt een zekere trapsgewijze ontwikkeling te signaleren,<br />
232 maar waar bij hem eerst het geloof komt en dan de hoop, begint<br />
de ladder bij Coornhert omgekeerd en dan niet met hoop, maar met<br />
onvrede, angst en berouw, om pas vervolgens tot het ware geloof en vandaaruit<br />
tot liefde te komen.<br />
Eenzelfde conceptie treffen we, onafhankelijk van Coornhert, ook aan<br />
bij doopsgezinden, zij het minder ver uitgewerkt.^ 33 Ook Menno Simonsz,<br />
Dirk Philipsz en andere doopsgezinde leraren onderscheiden angst en<br />
boetedoening, wedergeboorte in het geloof, en vandaaruit liefde tot God<br />
geconcretiseerd in een leven van deugdzaamheid en naaste<strong>nl</strong>iefde.234<br />
Wat bij hen ontbreekt is de onvrede volgend uit de onvervulbaarheid van<br />
aardse begeerte — bij Coornhert een essentieel element in zijn opvatting<br />
van de natuurlijke dispositie van de mens tot het goede — , en de langzame<br />
verdere groei van de herboren mens tot vervolmaking.<br />
In alle opzichten volgt Vondel in zijn 'peroratio' de doopsgezinde leraren.<br />
Dit blijkt niet alleen uit de opbouw, die een identieke opeenvolging<br />
laat zien van straf voor het hoogmoedig gloriëren in aardse goederen<br />
(r. 371-378), boetedoening en bekering (r. 379-382), en liefde tot God<br />
en de naasten (t. 383-390), waarna een klemmende vermaning de `les'<br />
besluit (t. 391-400), maar vooral ook uit de schriftuurlijke bewoordingen.<br />
Vrijwel de hele passage bestaat uit een aaneenschakeling van bijbelplaatsen,<br />
op dezelfde manier als men in de geschriften van bijvoorbeeld<br />
Menno Simonsz, Dirk Philipsz en Lubbert Gerritsz kan waarnemen. X35 In<br />
het commentaar bij de tekst in <strong>deel</strong> 2 citeer ik de parallelle bijbelplaatsen<br />
en passages uit de werken van de doopsgezinde leraren waaruit dit<br />
In Coornhert, C Wercken, i^ e ddl. 1, , fol. 337 33 recto 3S<br />
, pp 3<br />
232 Thomas m van Aquino, q , Summa TTheo logica, gaca , II.I.qu.62, 9 art. 3, , 4 (dl. 7, , p. p 152-153).<br />
233 hen laat hier uiteraard de du duidelijke id<br />
l verschillen die er op p andere punten p tussen Coorn<br />
ereg r en de doopsgezinde voo voorgangers bestaan n buiten but bbeschouwing.<br />
g Met name van het<br />
hele eeco complex p van klassieke m.n. ciceroniaanse en humanistische mo t aa lfilosofische<br />
opvattingen) die Coornhert rnh in zijn ethica integreert g (zie: Coornhert, Zedekunst, , 'In-<br />
letdtng' p. XXXXIIvaltb - bij l dde genoemde g m doo doopsgezinde pg auteurs geen g spoor p ore te ontdek- o<br />
ken. Zie ook noot 157.<br />
234 Zie: Zie. Keene Keeney, The development t Dutch o,<br />
anabaptist thought and ractice p.<br />
11 S.<br />
De<br />
ex expliciete p indeling n gin<br />
drie d als a zodanig gonderscheiden n trappen, t pp die volgens g Keeney Y bij<br />
Menno en Dirk zou voorkomen,heb ik in hun hu we werk echter t nietgevonden. Voor de<br />
leerstel hg e achtergronden vandeze va opvatting,zie. Voo 1stta , He t wo ord is vlees ggeworden,<br />
passim, ass tm m n. hfdst. ds 5 D ''Die e HHemelsche<br />
gheboorte bo ende nieuwe teuwe creatuer' • vgl. , g ook:<br />
Drewes, ` 'Het p rn3<br />
interpreteren vangodsdienstige s pelen van va36-37, tinne' p 6-37 S3 .<br />
23S- Vergelijk3 r g libijvoorbeeldH 1 e Hymnus k3 mnus r. 9 7 82 met Mattheus art 11 22-2 3 , Lucas 10, , 14- 1 S ,<br />
3, 1 6 en Lucas 11, 330 2 Hymnus, y s , r. 383 - 30 9met<br />
I Koningen g 9 27-2 8 ,<br />
I KKorinthen 3 , 16 en Mattheus 1 3 4 S46 en Hymnus, y s , r. 391-400 39 0 met Mattheus 16, , 26<br />
en 6, 19-20, 9 en Openbaring p g 21, , 2-4.<br />
231- 2 verso; citaat op 340 verso.