Download deel 1 - Textualscholarship.nl
Download deel 1 - Textualscholarship.nl
Download deel 1 - Textualscholarship.nl
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
156<br />
degenen die zo nodig de zee op moeten, maar die hier waarschij<strong>nl</strong>ijk<br />
niets anders betekent dan dat stormen ook weer gaan liggen<br />
(r. 344-348). 58 Na de verworvenheden van de zeevaartkunde komt<br />
tenslotte argumenteel gezien de belangrijkste mythe: de overgang van de<br />
Gouden naar de IJzeren Eeuw. Deze mythe sluit in Ovidius' Metamorfosen<br />
direct aan bij die van de Reuzenstrijd, waarmee Vondel zijn reeks<br />
verwijzingen naar de klassieke mythologie was begonnen en staat voor de<br />
natuurlijke neigingen van de mens tot het kwade (r. 403-412).5<br />
Buiten deze uitvoerige passages die een duidelijke functie vervullen ten<br />
aanzien van de structuur van de argumentatie, zijn er talloze kortere,<br />
meer incidentele verwijzingen naar allerlei mythologische en andere fabels<br />
in de vorm van allusies en beeldspraak. Ik zal daar hier niet op ingaan,<br />
maar ook zij dragen er toe bij dat Het Lof der Zee-vaert een door en<br />
door beeldende indruk maakt.<br />
Er is echter nog één geval van verbeelding dat behandeling behoeft,<br />
namelijk de slotpassage van de `argumentatio', waarin bij wijze van concluderende<br />
lofprijzing de "zeevaett" wordt beschreven in de vorm van<br />
een allegorisch "pronckbeeld" (r. 434-456). Het verzinnen van dergelijke<br />
allegorische verbeeldingen waarin de verschillende aspecten van een<br />
zaak tot uitdrukking komen, was een bekende, uit de rhetorica stammende<br />
memorisatie-techniek: men hoefde het beeld maar terug te roepen in<br />
het geheugen, om er alles wat aan de zaak vast zat, aan te kunnen aflezen.<br />
60 Van de andere kant uit geredeneerd werd het schilderen van een<br />
visueel, en natuurlijk subjectief gekleurd beeld van iets gezien als een<br />
middel om je mening daarover ook bij anderen in te prenten, een middel<br />
dat in het bijzonder geëigend werd geacht voor de conclusie van een<br />
betoog. 61 Maar nergens in de rhetorische literatuur van die tijd ben ik de<br />
expliciete aanwijzing tegengekomen dat de conclusie van de `argumentatio'<br />
door middel van zo'n allegorische voorstelling als Vondel geeft, gerealiseerd<br />
kan worden. Wel is er, zoals ik hiervoor al mee<strong>deel</strong>de, een literair<br />
voorbeeld dat hij waarschij<strong>nl</strong>ijk heeft nagevolgd, namelijk de Hymne<br />
de la Monarchye van Robert Garnier.62<br />
58- Ovidius,7 Metamorfosen, XI r. 410 4 8 • Va Van Maner, d ^tle<br />
in he 996<br />
recto-verso.<br />
59- Ovidius, , Metamorfosen, I. r. 127 1 SO , Va Van Ma nder I^tle gg ni<br />
g he ^ p. p 4 recto.<br />
60 Hi Hierover:20-26, rover. Yates, The art o memo .n. 65-87, 6 65 7121-12 7 2 3 1•<br />
Ad Herennium<br />
III.xvi. I 29 9,<br />
(p. 208-209),III.xx. 3 3 (p. . 214-215 III.xxii. p 37 (p. p 220-221 •<br />
Lausberg, au sber Handbuch d uch der erar^schen Rh<br />
e t orik<br />
dl. 1, par. 1088-1089 9 (p. 526-527).<br />
g _ ,p p<br />
61 Zie. Zie: Voss i us Commentariorum a Rhetoricorum R u Libri s sex, x V.x.l<br />
dl. 381:"...<br />
imago [ponatur] n propter sa ter ipsam ass assimilationem; t , q quia i pri mo ' respicit p g p p p p<br />
.. ut opinio p ali qua<br />
in hominum m animis nimf indu c atur " , • een uintili a n us<br />
Institutio Oratoria, , VI.ii. 29-32 dl. 2,<br />
p. p 4 32-4 35 .<br />
62 Gar ne i r Hymne med de la Monarchye. In: Oeuvres com l e tes , dl. 2, , p. 421-422. Zie verder<br />
> y y p<br />
het commentaar co bbij l de tekst in <strong>deel</strong> dee van deze uitgave. g Iets t soortgelijks gJ komt ook voor in<br />
Hooft s 0 het esta B ndt = waarin bbij<br />
1lg<br />
wijze van conclusieMau Maurits geloofd o wordt in termen t<br />
van een e,<br />
imaginair gp<br />
standbeeld (r. 103-120; in: Gedichten dl. 1 . 84 . Zie hierover ook:<br />
Becker, r De 'DeRotterdamsche he Ygtp li hS 25. . Het feit dat het verschijnsel vaker voorkomt, =<br />
zou kunnen ku wijzen l op p een toch algemeneregewoonte<br />
g (wellicht in de Neolatijnse J