NEM 3, oktober 2005 - Internationale Vereniging voor Neerlandistiek
NEM 3, oktober 2005 - Internationale Vereniging voor Neerlandistiek
NEM 3, oktober 2005 - Internationale Vereniging voor Neerlandistiek
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
6. <strong>Internationale</strong> ontwikkelingen<br />
In zijn proefschrift Moedertaalonderwijs onderscheidt Van de Ven enkele<br />
‘paradigmata’ van moedertaalonderwijs in een zestal landen. Er zouden veel<br />
overeenkomsten zijn tussen de ontwikkelingen in Nederland, Vlaanderen,<br />
Duitsland, Engeland, Noorwegen en Zweden.<br />
De eerste visie op het moedertaalonderwijs is het literair-grammaticaal<br />
paradigma. Het gaat daarbij om cultuuroverdracht. Vanaf de beginjaren van het<br />
moedertaalonderwijs is er ook een ‘utilitair paradigma’. Naast culturele vorming<br />
speelde het goed leren gebruiken van de moedertaal een rol in de opvattingen<br />
over het onderwijs. In de jaren zestig en zeventig was er een communicatief<br />
paradigma dominant. Het ging om emancipatie van de leerlingen, maar ‘het<br />
utilitaire’ kwam erbij. Dat leidde tot hernieuwde aandacht <strong>voor</strong> deelvaardigheden.<br />
Benadrukt werd de ‘observatie van taal in communicatief gebruik’; ‘een<br />
echt communicatieve gerichtheid in termen van doel en publiek’ (Van de Ven<br />
1996, 174).<br />
Ik denk dat je in termen van Van de Ven de Nederlandse situatie, die ik hier<br />
boven uitvoeriger beschreef, als volgt kunt benoemen: na cultuuroverdracht als<br />
doel en met de nadruk op het overbrengen van kennis over literatuur (het<br />
literair-grammaticaal paradigma), werd de nadruk gelegd op de individuele<br />
ontplooiing van de leerling en diens vaardigheden, zoals het verwerven van<br />
literaire competentie (het communicatief-utilitair paradigma). Opmerkelijk is<br />
nog dat Van de Ven er op wijst dat de praktijk van het moedertaalonderwijs<br />
‘minder gevoelig <strong>voor</strong> verandering (is) dan de retoriek’ (id, 175). Ondanks de<br />
<strong>voor</strong>schriften en aanwijzingen lijken literatuurdocenten hun (op de universiteit)<br />
aangeleerde stiel trouw te blijven: buiten de eindexameneisen is er namelijk wel<br />
degelijk nog vrijheid <strong>voor</strong> de moedertaaldocent met hart <strong>voor</strong> de literatuur!<br />
Ook over de grens blijken benaderingen van het literatuuronderwijs naast<br />
elkaar <strong>voor</strong>t te leven. In Vlaanderen was er bij<strong>voor</strong>beeld sinds 1970 sprake van<br />
een communicatieve benadering, maar ‘traditioneler definities blijven bestaan’<br />
(Van de Ven 1996, 129). Ook in Duitsland is er sprake van een toenemende<br />
aandacht <strong>voor</strong> communicatieve vaardigheid van de leerlingen: er moest niet<br />
alleen kennis, maar ook vaardigheid worden onderwezen. Er werd gepleit <strong>voor</strong><br />
projectonderwijs, <strong>voor</strong> het ‘zo levensecht mogelijk communiceren over reële<br />
problemen’ (Van de Ven 1996, 136), en men baseert zich op theorieën over<br />
communicatieve competentie. In Duitsland rees eveneens de vraag of de<br />
communicatieve visie wel doordrong tot de onderwijspraktijk. Bij dit ‘communicatieve<br />
denken’ paste een lezersgerichte opvatting over literatuuronderwijs,<br />
waarin teksten worden bezien in hun communicatief functioneren. Vandaar dat<br />
ook lectuur en massamedia in de literatuurles hun intrede konden doen.<br />
De ontwikkeling in Engeland verliep volgens Van de Ven volgens een zelfde<br />
patroon: het schoolvak Engels werd tot in de jaren zestig en zeventig gelegitimeerd<br />
vanuit een literair-grammaticale opvatting, waarna het schoolvak Engels<br />
als ‘taal, taalgebruik, interactie en mondelinge taalvaardigheid’ werd gedefinieërd,<br />
om zich vervolgens te ontwikkelen ‘in de richting van een utilitair<br />
paradigma, waarin het vak Engels zich moet richten op het beheersen van<br />
10