NEM 3, oktober 2005 - Internationale Vereniging voor Neerlandistiek
NEM 3, oktober 2005 - Internationale Vereniging voor Neerlandistiek
NEM 3, oktober 2005 - Internationale Vereniging voor Neerlandistiek
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
gloort vanaf een onwereldse overzijde. Nieuwsfeiten die nog <strong>voor</strong>aan in ons<br />
geheugen liggen, zoals de dreiging van aanzwellend rivierwater waartegen dijken<br />
niet bestand lijken te zijn, onthullingen van bouwfraudes die hebben laten zien<br />
hoe ondernemers en overheden <strong>voor</strong> geen enkele vorm van corruptie meer terugschrikken,<br />
de sluipende Vinex-verloedering van polders en dorpskernen die aan<br />
de vraatzucht van planologen en projectontwikkelaars worden opgeofferd: het<br />
wordt allemaal ingepast in een hallucinante geschiedenis die de banaliteit<br />
verhevigt tot een huiveringwekkende mythe. Het bijzondere is dat Schröder zich<br />
daarbij nooit opwerpt tot woordvoerder van maatschappelijk verontwaardigden<br />
en verontrusten, maar zich weet te beperken tot een suggestief uitvergroten van<br />
het alledaagse kwaad. Dat Nederland verwordt tot een onbehaaglijke steenwoestijn<br />
is <strong>voor</strong> hem van secundair belang. Waar het hem werkelijk om gaat,<br />
blijkt uit een slotbespiegeling van Vita die tijdens Garmers uitvaart beseft dat zij<br />
en alle andere begrafenisgasten kleine en onbeduidende mensen zijn. ‘Ja, nietig<br />
waren ze, alleen in hun dromen of hun nachtmerries waren ze wel eens groot.<br />
Hun eigen kleine hel kwelde hem goddank slechts innerlijk, daarbuiten was het<br />
allerergste afgedekt door verzekeringen, pensioenen en het manhaftig dragen van<br />
het kleine verdriet en door het relatievet van vriendjes en collega’s die monsterlijke<br />
bloemstukken op je kist kwamen leggen als het zover was.’ Het kan niet<br />
kervender worden gezegd.<br />
Geen onderwerp dat zich zo goed leent om tot Hollandse familieroman te<br />
worden verwerkt als de doem van het orthodoxe calvinisme. Nergens immers<br />
wordt de blijde boodschap dat alle zielen een plaatsje in de hemel kunnen<br />
verwerven zo kras ontkend als in de contreien waar lange en duistere winters<br />
heersen en de zon bijna altijd achter een grijs wolkendek schuilgaat. Het wemelt<br />
er nog altijd van sektarische christenen die de overtuiging zijn toegedaan dat het<br />
overgrote deel van de menselijke soort is <strong>voor</strong>bestemd tot de hel, en dat niet<br />
omdat ze bij leven zo zwaar hebben gezondigd, maar simpelweg omdat God<br />
zulks heeft bedacht nog <strong>voor</strong> hij aan Zijn schepping begon. ‘Predestinatie’ heet<br />
dat leerstuk, dat zo bar en wreed is dat zelfs de bedenker ervan, de hervormer<br />
Johannes Calvijn, sprak van een ‘huiveringwekkend decreet’.<br />
De Nederlandse literatuur beschikt over enkele indringende verbeeldingen van<br />
dat gegeven. In de eerste plaats is daar Een Hollands drama van Arthur van<br />
Schendel. En niet zolang geleden lichtte Arjan Visser in De laatste dagen de<br />
godsdienstwaanzin door waartoe het religieuze doemdenken menigmaal leidt. En<br />
er is natuurlijk ook het werk van Jan Wolkers, Maarten ’t Hart en J.M.A.<br />
Biesheuvel.<br />
Jan Siebelink maakte er nooit een geheim van dat ook hij is aangeraakt door<br />
de leer van hel en verdoemenis. Veel van zijn verhalen en romans zijn<br />
doortrokken van de grauwsluier waaronder een flink deel van ons godsdienstig<br />
leven ligt bedolven. Het is evenmin een geheim dat zijn vader een ‘bekeerde’ was,<br />
dat wil zeggen een christen die pas het licht zag toen God hem krachtig door<br />
elkaar had geschud. De vader komt een aantal keren in Siebelinks werk <strong>voor</strong>,<br />
herkenbaar in het verhaal ‘Witte chrysanten’ (te vinden in de bundel Nacht-<br />
71