NEM 3, oktober 2005 - Internationale Vereniging voor Neerlandistiek
NEM 3, oktober 2005 - Internationale Vereniging voor Neerlandistiek
NEM 3, oktober 2005 - Internationale Vereniging voor Neerlandistiek
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
typeert of invalideert. Lernouts geschiedenis is een persoonlijk overzicht,<br />
getekend door een functionele, rationele en intentionele visie, maar op elk<br />
moment is dit een leesbare én interessante tekst. Wie het academischer wil, kan<br />
terecht bij de standaardwerken die in de bibliografie vermeld worden.<br />
Het mag duidelijk zijn: de context waarin de tekst ontstaat en functioneert is<br />
een constant aandachtspunt in het hedendaagse literatuuronderzoek. Als er<br />
concrete teksten bestudeerd worden, beperkt zich dat niet ‘tot wat inmiddels<br />
misschien wel een karikatuur mag heten van de academische aandacht <strong>voor</strong><br />
gedichten: de close reading’. Dat staat in de inleiding van de bundel Een rijke<br />
bron: over poëzie. Het boek is een huldebetoon aan Dick van Halsema, die vorig<br />
jaar afscheid nam van de Vrije Universiteit Amsterdam. Zijn specialisme – de<br />
Tachtigers, Leopold en de recente poëzie – komt dan ook herhaaldelijk aan bod<br />
in deze uitgave. De redactie (Ad Zuiderent, Ena Jansen en Johan Koppenol)<br />
confronteert in dit boek de primaire literatuur met de secundaire. Gedichten<br />
(onder meer van Brassinga, Zuiderent, Anker en Willem Jan Otten) vormen de<br />
overgang tussen drie afdelingen poëziestudie. Elke afdeling plaatst de tekst in<br />
een bepaalde context.<br />
Ten eerste is er het referentiële gedeelte, waarin poëtische beelden, locaties<br />
en gebeurtenissen verbonden worden met hun tegenhangers in de sociale<br />
werkelijkheid. Zo vindt Ena Jansen in de gedichten van Elisabeth Eybers<br />
poëtische sporen van de Amsterdamse Van Breestraat, waar de dichteres – niet<br />
zonder klachten en gevoelens van ontheemdheid – woonde tussen maart 1968<br />
en april 1979. Fens verbindt het symbolische huis van Kouwenaars poëzie met<br />
het Franse huis van de dichter, dat te zien was in een televisiedocumentaire. Het<br />
kan ook over grotere dingen gaan dan een straat of een huis: de waters -<br />
noodramp van 1953 in de Laaglandse hymnen van H.H. ter Balkt; de Shoah in<br />
twee gedichten van Rogi Wieg, de Eerste Wereldoorlog in het werk van de christelijke<br />
Australische dichter Les Murray. Direct in de buurt van Halsema’s specialisme<br />
liggen de essays over de versmelting tussen realiteit en verbeelding bij<br />
Gorter; de uitbeelding van de aflopende vriendschap tussen Kloos en Verwey in<br />
het gedicht ‘Cor Cordium’ van die laatste; het conflict tussen verheven romantische<br />
poëzie versus utilitaire rijmelarij in het werk van de zogenaamde<br />
domineedichter De Génestet.<br />
Ten tweede is er het intermediale gedeelte, waar de poëzie bestudeerd wordt<br />
in de context van de beeldende kunst. Jan-Willem van der Weij onderzoekt het<br />
stadsbeeld in de prozagedichten van de tachtiger Frans Erens en verbindt dat<br />
beeld met de schilderijen van Isaac Israels. Hanneke van Kempen vraagt zich af<br />
of Gorters titelloze gedicht over een maannacht beïnvloed werd door het schilderij<br />
‘Maannacht’ van George Hendrik Breitner. Detailanalyses leiden hier soms<br />
tot algemene conclusies. Zo gebruikt Jacqueline Bel een gedicht van Verwey<br />
over wandschilderingen van Derkinderen om de poëticale discussies rond 1900<br />
te illustreren. Carel Blotkamp laat zien hoeveel moderne schilders het werk van<br />
Achterberg beïnvloed hebben. Zijn interessante verkenning vraagt om een<br />
grondige uitwerking die het modernisme van deze zogenaamd klassieke dichter<br />
zou verhelderen.<br />
66