NEM 3, oktober 2005 - Internationale Vereniging voor Neerlandistiek
NEM 3, oktober 2005 - Internationale Vereniging voor Neerlandistiek
NEM 3, oktober 2005 - Internationale Vereniging voor Neerlandistiek
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
daarbij <strong>voor</strong>bij ging aan de pedagogische betekenis van het literatuuronderwijs.<br />
Grote literatuur en literatuurgeschiedenis, zouden slechts een plaats moeten<br />
krijgen ‘wanneer en <strong>voor</strong>zover relevant <strong>voor</strong> leerlingen’ (Griffioen/Damsma<br />
1978, 8).<br />
De auteurs van Zeggenschap citeren het ‘Voorstel Rijksleerplan 1968’: het<br />
moedertaalonderwijs moest zorgen <strong>voor</strong> ‘het vergroten van de taalvaardigheid<br />
en van de taalbeheersing’, en ‘enig inzicht op taalkundig en literair terrein’<br />
aanbrengen (zie Griffioen/Damsma 1978, 434). Ze hebben daaruit afgeleid, dat<br />
‘het lezen en bespreken van goede lectuur’ vanaf de eerste klas deel moet<br />
uitmaken van het literatuuronderwijs in het <strong>voor</strong>tgezet onderwijs: ‘Reeds in het<br />
eerste leerjaar behoren de leerlingen kennis te maken met literatuur door het<br />
lezen, <strong>voor</strong>dragen en bespreken van <strong>voor</strong> hen geschikt werk, zowel proza als<br />
poëzie. Daarnaast is het belangrijk, dat de leerlingen gebracht worden tot het<br />
zelfstandig lezen van goede jeugdlectuur’ (Griffioen/Damsma 1978, 437).<br />
Leerlinggericht, want ‘<strong>voor</strong> hen geschikt werk’ uit de literatuur, en een<br />
uitbreiding van de canon met jeugdboeken dus. Voor de hogere klassen van het<br />
vwo kozen Griffioen en Damsma nadrukkelijk <strong>voor</strong> ‘een methode waarbij<br />
kennismaking met het concrete literaire werk’ <strong>voor</strong>op stond, zodat de kennismaking<br />
met literatuur ertoe zou kunnen leiden dat ‘leerlingen zich willen en<br />
kunnen verdiepen in literatuur’ (id).<br />
Meer dan tevoren, als het ware, moest het gaan om ervaringen die niet louter<br />
<strong>voor</strong> de school, maar ook <strong>voor</strong> het leven waardevol waren. De nieuwe didactici<br />
dachten bij ‘humanisering door cultuur’ niet alleen aan moedertaal, of<br />
literatuur, maar met name ook aan een algemene pedagogische taakstelling van<br />
het (<strong>voor</strong>tgezet) onderwijs. Vandaar dat men zich verzette tegen de invulling van<br />
‘cultuuroverdracht’ van de vorige generatie en zelfs benadrukte dat het<br />
leesplezier van de leerling <strong>voor</strong>op moest staan. Volgens Zeggenschap moeten<br />
leerlingen er achter zien te komen wat het lezen van fictie (!) inhoudt: waarom<br />
is het de moeite waard om fictionele teksten te lezen? Hoe kun je dat doen?<br />
En leesplezier zou daarbij <strong>voor</strong>waarde en doel zijn. Je kunt natuurlijk gemakkelijk<br />
een vraagteken plaatsen bij ‘leesplezier als doel’, maar interessanter is de<br />
tendens: het rekening houden met de leeservaring van de leerlingen en (dus)<br />
het uitbreiden van het tekstaanbod in de klas: dus meer dan de canon. Dat blijkt<br />
ook uit het nadrukkelijke gebruik van het begrip ‘fictie’, omdat volgens<br />
Griffioen/Damsma ‘literatuur’ een ‘sterk elitaire connotatie’ had, en omdat<br />
‘fictie’ ruimte bood <strong>voor</strong> het behandelen van ‘allerlei pedagogisch-didactisch<br />
belangrijke teksten’ (Griffioen/Damsma 1978, 281). Het is typerend <strong>voor</strong> de<br />
stellingname van Zeggenschap, dat de pedagogische waarde van (bepaalde?)<br />
fictionele teksten ter sprake komt. Vanuit deze optiek geredeneerd zou er op<br />
zijn minst bezinning nodig zijn op het in de literatuurles verplicht aan de orde<br />
stellen van canonteksten uit de Nederlandse literatuur.<br />
De opmars van het denken vanuit een pedagogische en vakdidactische visie<br />
blijkt, ten slotte, uit de terminologie. Naast pedagogische doelen worden er<br />
bij<strong>voor</strong>beeld leerdoelen onderscheiden, die bij het moedertaalonderwijs alle<br />
betrekking hebben op ‘taalgebruik’: het object van het moedertaalonderwijs is<br />
7