Op een van <strong>zijn</strong> vakantiereizen ontmoette <strong>Kropveld</strong> ds Steffens te Veldhuizen, die met hemondermeer sprak over <strong>zijn</strong> zendingsarbeid onder de Joden te Constantinopel. 117 Steffens stelde<strong>Kropveld</strong> een brief uit Constantinopel ter hand. Een brief die veel herkenning bij <strong>Kropveld</strong> opriep. ‘Ikgevoelde, dat die broeder dezelfde strijd met me gestreden, dezelfde Christus met me beleden had;kon het anders, of ik moest mijn hart aan hem ontboezemen?’ Er vond een briefwisseling plaats. Opverschillende plaatsen las <strong>Kropveld</strong> de brieven voor en werd verzocht ze in de boekhandel uit tegeven of te plaatsen in <strong>De</strong> Bazuin. <strong>Kropveld</strong> koos voor het laatste, al had verspreiding via deboekhandel wellicht nog wat geld op kunnen leveren voor de zending onder Israël in Turkije. Nuverzoekt hij de lezers geld over te maken aan ds Steffens te Veldhuizen of aan hemzelf.<strong>De</strong> brief is afkomstig van Chaim bar Daniel Landsmann (colporteur te Galata). Landsmann danktGod de Vader en de ‘Goël’ Christus Jezus dat Hij hen zoveel liefde en trouw heeft bewezen en dat zijde Here Jezus Christus nu mogen liefhebben. Daarna vertelt hij iets uit <strong>zijn</strong> <strong>leven</strong>. Landsmann werdgeboren in Russisch Polen (Lithauwen, Pinsk) en ontving een Joodse opvoeding. Eenmaal getrouwdvertrok hij met <strong>zijn</strong> vrouw en zus naar Jeruzalem en woonde daar circa twaalf jaar. In Jeruzalem kwamhij in contact met christelijke zendelingen en uiteindelijk kwam hij tot de overtuiging dat Jezus Christusde Messias is. Vanuit de Joodse gemeenschap en <strong>zijn</strong> familie ondervond hij veel tegenstand.Uiteindelijk werd hij gedwongen om van <strong>zijn</strong> vrouw te scheiden. ‘Ergert uw rechterhand…’! Een jaar na<strong>zijn</strong> scheiding werd hij gedoopt. <strong>De</strong> ‘smarten’ die hij ondervond waren groot, maar de eeuwige vreugdedie we bij Christus mogen smaken is groter, beleed hij.In <strong>De</strong> Bazuin van 19 februari 1869 (XVII no. 8) wordt brief twee gepubliceerd. Behalve lofprijzing engetuigenis bevat deze brief ook een voor Landsmann verblijdende mededeling, namelijk dat op 18 junieen Israëliet, Jozef Goedman, gedoopt mocht worden. Hij belooft spoedig een portret van zichzelf testuren. <strong>Kropveld</strong> heeft dat ook ontvangen, blijkt uit een post scriptum van <strong>zijn</strong> hand.Helaas <strong>zijn</strong> de brieven die <strong>Kropveld</strong> aan Landsmann schreef niet gepubliceerd.In <strong>De</strong> Bazuin van 4 juni 1869 (XVII no. 23) verschijnt opnieuw een artikel van <strong>Kropveld</strong>s hand. Hetbetreft een inleiding op een nieuwe brief van Landsmann. Hieruit blijkt dat hij meerdere brieven heeftontvangen van Landsmann. Naar deze brieven is vraag, maar het vertalen kost <strong>Kropveld</strong> veel tijd endaar kan hij niet altijd over beschikken (hij is dan nog student). <strong>De</strong> brief is vertroostend enbemoedigend. Opvallend is dat Landsmann het volk Israël inruilt voor het zogenaamde ‘ware Israël’ofwel het geestelijke. Citaat: ‘Wie <strong>zijn</strong> echter Israël? Israël <strong>zijn</strong> die, welke door de roode zee der zondeen der ellende gegaan <strong>zijn</strong>, die door den Jordaan der droefenissen naar het eeuwige Jeruzalemheenreizen. Israël <strong>zijn</strong> die, welke de donder en bliksem van Sinaï gevoeld, en tot den grootenMiddelaar J. Chr. zich gewend hebben met de bede: spreek gij met ons en laat God niet met onsspreken, opdat we niet sterven; dit <strong>zijn</strong> de ware Israëlieten en op hen doelt de profeet als hij zegt:Israël wordt verlost met eene eeuwige verlossing. Jes. 45:17.’ Uit het feit dat <strong>Kropveld</strong> zonder verdercommentaar deze brief overneemt en dat ook de redactie van <strong>De</strong> Bazuin geen commentaar heeft, kangeconcludeerd worden, dat deze visie heel gebruikelijk was.Een ‘arbeider in de wijngaard des Heeren’ kan wel eens denken, dat al <strong>zijn</strong> werk voor niets isgeweest. Dat ervaart ‘de arbeider aan de Zending onder Israël’ vooral. Het veld dat hij bezaaien moetblijkt vaak bikkelhard te <strong>zijn</strong> en het zaad dat hij uitstrooit schijnt bij de weg te worden gezaaid. Maarook die arbeid is niet voor niets. Dat blijkt uit de vele bekeringen, die plaatsvinden. Landsmann deeltdaar in een brief van 16 september 1891 weer het een en ander van mee en <strong>Kropveld</strong> geeft dat volvreugde en ter bemoediging door aan de lezers van <strong>De</strong> Bazuin (XXXI no. 48, 27 november 1891).Zeker, het is moeilijk werk, maar <strong>Kropveld</strong> is van mening, dat we niet op de vruchten moeten zien diewe verwachten, maar op de taak, waar de Here ons toe roept.In <strong>De</strong> Bazuin van 18 oktober 1895 (XLIII no. 42) herinnert <strong>Kropveld</strong> de lezers in <strong>zijn</strong> artikel ‘Goedetijding uit verren lande’ de lezers nog eens aan de brieven van Landsmann die hij eerder publiceerdeen meldt hij, dat Landsmanns werk in New York gezegend is. Landsmann deelde hem steeds mee,dat hij ‘onderscheidene zonen en dochteren Abrahams’ tot Christus mocht leiden. <strong>Kropveld</strong> meldt eentweetal bekeerlingen uit 1894 en besluit <strong>zijn</strong> artikel aldus:‘Zij iedere bekeerde Israëliet ons ten prikkel om vuriger te verlangen naar, om vaster te hopen op, - enijveriger te arbeiden aan de toebrenging van de Beminden om der Vaderen wil, dan zal vanzelf debede om hunne bekeering niet achterwegen blijven.117Ds Steffens is Pastor Nickolaas Martin Steffens (1839 - 1912). Als jongeman werkte hij als zendeling onder Joden inIstanbul. Hij diende de altreformierte Gemeinden van Neermoor, Veldhausen en Emden, vertrok in 1872 naar de VerenigdeStaten, waar hij overging tot de Reformed Church, en werd in 1884 hoogleraar. Zie over Steffens: Beuker, Umkehr undErneuerung, p. 183-184, 311-313 en 392.30
Doen wij maar steeds, hetgeen de Heere ons heeft bevolen, en met onzen trouwen Verbonds-Godworden we nimmer beschaamd’.Achtentwintig jaar na de eerste publicatie van de brieven van Daniël Landsmann verzorgt <strong>Kropveld</strong>een uitgave, getiteld Daniël Landsmann, een getuige uit Israël, samengesteld uit artikelen in het(Amerikaanse!) tijdschrift Zeuge der Wahrheit en door hem aangevuld. God heeft Landsmann, schrijft<strong>Kropveld</strong> in het ‘voorbericht’, van de Talmud tot de Christus gebracht. 118 Hij zal in het <strong>leven</strong>sverhaalvan Landsmann wel wat van <strong>zijn</strong> eigen geschiedenis herkend hebben. <strong>Kropveld</strong> heeft heel wat strijdgestreden en leed geleden alvorens hij Christus als de Messias beleed, maar daarna is <strong>zijn</strong> <strong>leven</strong> tochredelijk glad verlopen. Dit kan niet gezegd worden van Landsmanns <strong>leven</strong>, integendeel!<strong>Kropveld</strong> heeft er voor gezorgd, dat <strong>zijn</strong> geschiedenis ook in ons land bekend werd.Zending onder IsraëlOp initiatief van een tweetal provinciale synoden, die van Friesland en Noord-Holland, en deAlgemeene Zendingscommissie, kwam op de agenda van de synode van de ChristelijkeGereformeerde Kerk te ’s-Hertogenbosch (1875) het volgende punt te staan: ‘<strong>De</strong> Synode overwege ofhet niet wenschelijk is de Zending onder Israël te behartigen’. We kunnen aannemen, dat <strong>Kropveld</strong> –dan predikant in het Friese Koudum – mede achter dit initiatief zat. Het agendapunt zorgde op desynode voor ‘eenige discussie over de bezwaren en geestelijke voordelen, aan de Zending onderIsraël verbonden, bovenal over onze verplichtingen en roeping jegens Gods oude volk’. Toch benoemtde synode een ‘Commissie voor de Zending onder Israël’. <strong>De</strong> taak van de commissie is beperkt, ‘daarzij allereerst zal moeten afwachten of die zaak genoegzamen bijval en geldelijke ondersteuning vindt,en dan zal moeten omzien naar de beste middelen om tot het doel te komen, Israël te brengen aan devoeten van <strong>zijn</strong> Messias’. 119 Tot leden van de commissie werden ds E. <strong>Kropveld</strong>, ds D.K. Wielenga(1841-1902) en ds H. Beuker (1834-1900) benoemd. Drayer noemt <strong>Kropveld</strong> ‘de stuwende krachtachter het commissiewerk’. 120In een artikel in Wekstem XI no. 130 (9 november 1875) doet <strong>Kropveld</strong> verslag van de eerstevergadering van de commissie op 7 oktober 1875 ten huize van ds H. Beuker (toen predikant teAmsterdam). Meer dan wat we nu ‘brainstormen’ noemen deed de commissie niet, maar één ding waswel duidelijk: willen we iets doen, dan hebben we daarvoor geld nodig. Het geld kwam er. In <strong>De</strong>Bazuin (XXIV no. 50, 15 december 1876) schrijft <strong>Kropveld</strong> als secretaris-penningmeester van deCommissie voor de Zending onder Israël een artikel onder de titel ‘Wat doet de Commissie voor deZending onder Israël?’. <strong>De</strong> vraag werd van verschillende zijden gesteld, wat <strong>Kropveld</strong> als een‘verblijdend teeken des tijds’ beschouwt. Hij maakt er uit op, dat men niet onverschillig is als het gaatom het ‘lot van Gods oude volk’.<strong>De</strong> taak van de commissie is nog erg beperkt. Zij dient ‘om gelden in ontvangst te nemen, ten eindedaaruit eenigzins te besluiten of de zaak bijval en ondersteuning vindt’. <strong>De</strong> commissie werd in oktober1875 ingesteld en in veertien maanden tijd is er negenhonderd gulden ingezameld. Met dat geld moetnatuurlijk iets gebeuren. Zo wordt overwogen een traktaat ‘ter verspreiding onder Israël’ uit te geven,maar er is nog geen ontwerp en bovendien moet de synode zich nog over de verdere taak van decommissie uitspreken.<strong>De</strong> commissie zou graag zien, dat overal, maar vooral in grote steden, waar de meeste Jodenwonen, ‘bidstonden gehouden werden, verbonden met een collecte’. In sommige gemeenten gebeurthet al en anderen zullen er op korte termijn mee beginnen. <strong>Kropveld</strong> eindigt – curieus – met hetvolgende: ‘Nog een enkel woordeke. Is het niet opmerkelijk dat ik bijna niets, - ik geloof een gulden –ontvangen heb van vrienden buiten de Chr. Geref. Kerk? Wat is nu sektarisch: dat ik dit feit meê deel,of dat ,,de niet gescheidene broeders” mij niets hebben gezonden?’Ongeveer tien maanden later schrijft <strong>Kropveld</strong> in <strong>De</strong> Bazuin (XXV no. 26, 29 juni 1877) dat erinmiddels ruim zestienhonderd gulden door de penningmeester werd ontvangen. Daarom besloot decommissie een traktaat uit te geven, ‘in de hoop en met de bede, dat het door Israël gelezen, en voorIsraël ten zegen mag worden, terwijl we nadere besluiten van de e.k. Synodale vergaderingafwachten’. 121 Kerkenraden wordt verzocht het traktaat te verspreiden onder de Joden, terwijl ookjongelings-, jongedochters-, vrouwen- en zangverenigingen exemplaren zullen ontvangen terverspreiding. ‘Moge deze eerste zaadkorrel der Chr. Geref. Zending voor Israël rijke vrucht afwerpen118<strong>Kropveld</strong>, Daniël Landsmann, een getuige uit Israël (uit het Duitsch), Amsterdam 1897.Op een internetsite wordt Landsmann genoemd in een rij van ‘Prominent Jewish Believers in Messiah Yeshua’.119Handelingen CGK 1875.120M. Drayer, ‘<strong>De</strong> Christelijke Gereformeerde Kerken in de relatie Kerk-Israël’, in: Vrede over Israël XXV no. 6, december 1981.121Op 24 augustus 1877 is in <strong>De</strong> Bazuin (XXV no. 34) te lezen, dat de synode, die op 14 augustus bijeengekomen was, dezending onder Israël aanvaardde. <strong>De</strong> benoeming van een zendeling ad hoc is uitgesteld. Verder had <strong>Kropveld</strong> alspenningmeester nu inmiddels fl. 1777, 025 ontvangen.31
- Page 1 and 2: Leven en werkvanEliëzer Kropveld18
- Page 3 and 4: Woord voorafMet deze scriptie komt
- Page 5 and 6: Hoofdstuk IEliëzer Kropveld: zijn
- Page 7 and 8: etrekking kreeg bij de familie Denn
- Page 9 and 10: Tussen 1855 en 1860 kwam Eliëzer v
- Page 11 and 12: dwaasheid, opdat hij in zijn ogen n
- Page 13 and 14: Eliëzer liet zich niet voor de der
- Page 15 and 16: De doopdienst werd druk bezocht. Ds
- Page 17 and 18: Friese Bergum in het huwelijk met G
- Page 19 and 20: ‘Ds. Kropveld was een bezield en
- Page 21 and 22: oeken en wetenschappelijke werken
- Page 23 and 24: ubriek benoemd’. 106 Deze benoemi
- Page 25 and 26: Vanaf eind 1906 komt het steeds vak
- Page 27 and 28: is. Professor Noordtzij is het daar
- Page 29: Hoofdstuk IIIKropveld en de zending
- Page 33 and 34: In een bericht van de commissie, ge
- Page 36 and 37: teleurstellende ervaring voor hem g
- Page 38 and 39: de Joden is aangesteld. Smit doet z
- Page 40 and 41: Israël en de kerkdienstIn De Bazui
- Page 42 and 43: Och dat Israël geloofde,Dat Hij re
- Page 44 and 45: Terugkeer van de Joden naar Israël
- Page 46 and 47: Hoofdstuk IVKropvelds theologische
- Page 48 and 49: antiquiteit, maar het levende Woord
- Page 50 and 51: plaats als Christus wederkomt. Uit
- Page 52 and 53: Protestantse Kerk in Nederland (200
- Page 54 and 55: overgave, en om alle verantwoording
- Page 56 and 57: Palestina zal terugkeren en er zelf
- Page 58 and 59: Molochsdienst, Breukelen 1902, nr.
- Page 60 and 61: Bijlagen1. Eliëzer Kropveld en zij
- Page 62 and 63: Duitsland, Rusland, Engeland en Ame
- Page 64 and 65: orst van zoo menig jongeling en jon
- Page 66 and 67: komen, want bij Hem wordt de ware r
- Page 68 and 69: ongelukkige gevangene, of krankzinn
- Page 70 and 71: weer hebben ingevoerd?’ Kropveld
- Page 72 and 73: niet aan, anderen vonden in dit woo
- Page 74 and 75: wij op onze braafheid niet kunnen s
- Page 76 and 77: ‘antichristelijke ongeloofsbegins
- Page 78 and 79: Hoe het Doekele ging op het feest v
- Page 80 and 81:
egraven vandaag onzen Herder en Lee
- Page 82 and 83:
De bijbel vermaant ons in allerlei
- Page 84 and 85:
Kropveld ziet in zijn tijd veel ‘
- Page 86 and 87:
Iets uit de Geschiedenis van den Bi
- Page 88 and 89:
maar zijn vrouw hield het op de woo
- Page 90 and 91:
BIJLAGE 3Eliëzer Kropveld en zijn
- Page 92 and 93:
maar dat het er hem om te doen is,
- Page 94 and 95:
zone Abrahams onder de aandacht bre
- Page 96 and 97:
BIJLAGE 5Berichten rondom het beroe
- Page 98 and 99:
XL no. 44 (28 oktober 1892):Driesum
- Page 100 and 101:
LVI no. 6 (7 februari 1908):Zondag,
- Page 102 and 103:
R.B. Evenhuis, Ook dat was Amsterda
- Page 104 and 105:
B. Wentsel, De Heilige Geest, de ke