Protestantse Kerk in Nederland (2003) zegt, maar voorwerp van zending. 175 Het heeft ‘het éénenodige’ nodig en daar moet ook aan Israëls adres niet over gezwegen worden, blijkt uit het boekje <strong>De</strong>Getuigenis van den Heere Jezus omtrent zichzelf. Het blijkt ook uit een preek – ‘zendingsleerrede’genoemd, waarin hij zegt dat zowel Joden als heidenen ‘toegebracht’ moeten worden: ‘Ook Abrahamsvleeschelijke nakomelingen, die aan alle einden der aarde verspreid <strong>zijn</strong>, beginnen hoe langer hoemeer aan het lijden en sterven van den Christus te gedenken, en zich tot den Heere te bekeeren. Al isde arbeid onder hen dikwerf een ploegen op rotsen, toch is door alle eeuwen heen menige vruchtonder hen ingezameld’. 176Het zendingswerk onder Israël wordt als ‘ploegen op rotsen’ voorgesteld. Ongetwijfeld komt datmede, omdat het christendom voor Joden niet aantrekkelijk is, zoals <strong>Kropveld</strong> dat onomwonden zegtin <strong>zijn</strong> – naar mijn mening – meest verrassende traktaatje: Niet ,,het Christendom”, maar deChristus. 177 Er gaat van het christendom als zodanig geen invloed uit, maar wel van individuelechristenen. <strong>Kropveld</strong> zal daarbij ongetwijfeld aan <strong>zijn</strong> eigen bekering hebben gedacht.Toch wordt er niet slechts geploegd, maar ook gezaaid. In de zojuist aangehaalde zendingspreekgeeft hij daar een voorbeeld van: ‘En wanneer we in aanmerking nemen, dat op sommige plaatsentientallen van Joodsche kinderen geregeld door Broeders en Zusters in den weg des heils wordenonderwezen, en die kinderen op het Kerstfeest zóóveel van de geboorte des Heilands met gloed en<strong>leven</strong> weten te vertellen, en Christelijke liederen met zóóveel geestdrift aanheffen, dat de oogen vankrachtige mannen er vochtig onder worden, wat dunkt u Gel.! mogen we dan niet verwachten, dat deuitgestrooide zaadkorrels, op ’s Heeren tijd, liefelijke vrucht zullen voortbrengen?’ 178Van een zogenaamde ‘twee wegenleer’ – God gaat met Joden en christenen ieder een eigen weg –is bij <strong>Kropveld</strong> geen sprake. Alleen door Christus is er behoud. Daarom moet Christus ook aan Israëlgepredikt worden. Daarom is er ook sprake van zending onder Israël of de Joden. 179Het is overigens Israël dat Christus aan de dood heeft overgegeven. In het traktaat Kerstfeest, komtdat bijvoorbeeld naar voren, maar ook in andere publicaties, zoals ik in het vorige hoofdstuk liet zien.Ook in <strong>zijn</strong> Uit Duisternis tot Licht, dat met het oog op de zending onder Israël geschreven is, geeft<strong>Kropveld</strong> uitgebreid en duidelijk aan hoe hij ten opzichte van Israël staat. Hij zegt daar, dat hij hooptdat <strong>zijn</strong> ‘broederen naar den vleesche’ de enige troost in <strong>leven</strong> en in sterven mogen leren kennen ‘enverstaan, dat ‘niet ons volkomen doen, maar alleen ’t geloof in Gods genade den vrede brengen, denzoen sluiten kan’. 180 Het zou de schrijver vreugde en stof tot danken geven, als de Here, onder <strong>zijn</strong>‘geliefde bloedverwanten en verder onder den huize Jakobs krachtdadig werkte!’ Hij roept hen daaromop om het profetische Woord te lezen. ‘Dat moogt ge toch wel doen; dat kan zelfs geen rabbijn uverbieden, want het <strong>zijn</strong> de geschriften uwer vaderen, wier zonen gij zoo gaarne u noemt, en die inden Naam van Israëls God hebben gesproken’. Het moet verschrikkelijk <strong>zijn</strong> om wel op de afkomstvan Abraham te hebben geroemd, maar de God van Abraham niet gekend te hebben.<strong>De</strong> auteur vraagt <strong>zijn</strong> Joodse lezers ‘eens ernstig na te denken, en u als in de tegenwoordigheid vaneen alziend God af te vragen, hoe het komt, dat gij sinds meer dan achttien eeuwen geen tempel enpriester meer hebt, en als ballingen over geheel de aarde zijt verstrooid?’ Dé ballingschap duurdemaar zeventig jaar en profeten als Ezechiël en Daniël hielden de hoop op herstel <strong>leven</strong>dig. Maar nu?Eeuwen <strong>zijn</strong> er al voorbijgegaan ‘en elke profetie en elk gezicht wordt gemist, zooals gij zelf in meniggebed zeer te recht klaagt’. Dat komt, zegt <strong>Kropveld</strong>, verwijzend naar ‘het getuigenis des HEEREN’,175Ordinantie 1,2,1 luidt: ‘<strong>De</strong> kerk is geroepen in al haar geledingen het gesprek met Israël te zoeken en gestalte te geven aande verbondenheid met het volk Israël’. Dat van zending onder Joden geen sprake kan <strong>zijn</strong> dringt steeds meer tot de kerkendoor. Zo heeft de Rheinische Landessynode in 1980 een stuk opgesteld - Zur Erneuerung des Verhältnisses zwischen Christenund Juden – waarin onder anderen staat: ‘Wir glauben, daß Juden und Christen je in ihrer Berufung Zeugen Gottes vor der Weltund voreinander sind; darum sind wir überzeugt, daß die Kirche ihr Zeugnis dem jüdischen Volk gegenüber nicht wie ihreMission an die Völkerwelt wahrnehmen kann’. <strong>Kropveld</strong> zou het daar, met het oog op ‘het ene nodige’ niet mee eens <strong>zijn</strong>geweest. Zie voor een samenvatting van het synodestuk: http://www.buber.de/cj/chrjud2.htm176<strong>Kropveld</strong>, ‘Heerschende onder de Heidenen. Zendingsleerrede’, in: P.A.E. Sillevis Smitt en B. Wielenga (red.), Menigerleigenade. Wekelijksche Leerredenen, Kampen 1913 (3 e jrg.), p. 42.177Ik moest hierbij sterk denken aan de opmerking van Mahatma Gandhi (1869-1948), die zei: ‘I like your Christ, but I don’t likeyour Christians’.178Idem.179Pas in de 20 e eeuw wordt door de kerk het jodendom weer als een <strong>leven</strong>de godsdienst gezien en wil een meerderheiddaarom alle vormen van Jodenzending afschaffen. In orthodoxe kerken en evangelische gemeenten wordt echter nog altijdgemeend, dat het discriminerend zou <strong>zijn</strong>, als Israël het evangelie wordt onthouden. Er wordt antisemitisme bedreven als Israëlniet gewezen wordt op de weg tot behoud. Zie: S. Schoon, ‘Van zending naar gesprek – in gereformeerde kring enoecumenisch’, in: Israël en de Kerk. Tijdschrift voor bijbelse bezinning en toerusting van de christelijke gemeente, 3 e jrg. nr. 3,december 2004, p. 2-7. A. van de Beek zegt: ‘Jodenzending hoort bij het wezen van het christelijk geloof’’, want: ‘Als Jodengered worden door de werken der wet, is het kruis overbodig’. Daarom moet ‘het gesprek (!) met de Joden (…) gevoerd wordenop grond van de kennis van het kruis’. A. van de Beek, <strong>De</strong> kring om de Messias. Israël als volk van de lijdende Heer,Zoetermeer 2002, p. 177, 212, 213.180<strong>Kropveld</strong>, Uit Duisternis tot Licht, p. 217, 218.52
,,omdat wij den Messias verworpen, Hem aan het kruis genageld, en ten overvloede Zijn bloed overons en onze kinderen hebben ingeroepen”. Dat was een ontzettende kreet, een kreet die niettevergeefs is geslaakt, aangezien dat bloed nu al bijna twee duizend jaren over u en over uwekinderen is gekomen’. 181Mattheüs 27: 25 (‘En al het volk antwoordde en zeide: Zijn bloed kome over ons en over onzekinderen!’) wordt door <strong>Kropveld</strong> gelezen zoals het in de geschiedenis van de kerk heel vaak gelezenwerd en door sommigen nog altijd gelezen wordt. Als zou Israël het onheil over zichzelf hebbenafgeroepen. 182 ‘Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen’ wordt dan beschouwd alszelfvervloeking. In ‘Een bladzijde uit de geschiedenis der Joden in Spanje’ (Wekstem XVII no. 97, 18augustus 1881) zegt hij, ter nadere illustratie:‘O, hoe wenschelijk ware het, indien hij dan <strong>zijn</strong> 18 eeuwen lange ballingschap waarin hij heeftgeleefd, en door de hevige vervolging, waaraan hij gedurig was blootgesteld eens werkelijkleerde beseffen, dat dit alles vruchten <strong>zijn</strong> van de Messiasverwerping waaraan hij zich in hetrechthuis van Pilatus heeft schuldig gemaakt toen al het volk riep: >> Zijn bloed kome overons en onze kinderen!”. Dan zou hij van zoovele troebelen geen oorzaak, en zoude er van eenJoden-kwestie geen sprake wezen’. 183Tenslotte, kunnen we in <strong>zijn</strong> Paaschfeest. Groote Verzoendag. Ballingschap onder anderen lezen:En:‘Elke poging ter verzoening zonder dit bloed (van Christus, lvr) is wederspannigheid tegen denHeere, een verachten van <strong>zijn</strong> woord, een vertreden van het bloed des kruises; en wie ditbloed vertreedt zal eens vertreden worden.Gij gaat hier vrij luchthartig over heen? dat moest ge toch niet doen; ook uwe voorvaderenhebben dat gedaan, maar ach, hoe <strong>zijn</strong> zij er door den Heere voor gekastijdt’. 184‘…geloof Uwen broeder wanneer hij u zegt, dat de oorzaak uwer tegenwoordige bezoekinggeen ander is dan de ontzettende kreet door onze voorvaderen aangeheven in het rechthuisvan Pilatus. <strong>De</strong> Romeinsche Landvoogd wilde den Messias vrijlaten, <strong>zijn</strong> volk dwong tot de181‘Bijzonder schrijnend is het om na de Holocaust een passage in dit boek te lezen waarin hij (<strong>Kropveld</strong>, lvr) zegt dat deverstrooiing en het lijden van de Joden hun eigen schuld is, omdat ze Jezus niet als Messias hebben erkend’, zegt een lid van<strong>zijn</strong> familie jaren later. L. <strong>Kropveld</strong>, Een genealogisch onderzoek van het geslacht <strong>Kropveld</strong>, 1985, aangehaald in: J. vanSlooten, Een ver-Urkte Israëliet, Het <strong>leven</strong>sverhaal van Japien de Joode, Urk/Kampen 1995, p.58.182Zie: H. Jansen, Christelijke theologie na Auschwitz. Theologische en kerkelijke wortels van het antisemitisme I, ’s-Gravenhage 1981. Jansen wijst erop, dat de gedachte, dat ook de Joden die nu <strong>leven</strong> schuldig <strong>zijn</strong> aan de dood van Jezus,oude papieren heeft. <strong>De</strong> kerkvaders hadden de theologie ontworpen van de ‘eeuwige knechtschap’ van de Joden. Ze mochtenalleen nog maar als slaven voor de christenen voort<strong>leven</strong>. Thomas van Aquino (1224-1274) heeft de gedachte, dat ook detegenwoordige Joden verantwoordelijk en schuldig <strong>zijn</strong> aan Jezus’ kruisdood, verder uitgewerkt. Hij maakte geen onderscheidtussen de Joden die ten tijde van Jezus leefden en de Joden die nu <strong>leven</strong>. ‘Hoewel de Joden toen niet hebben geweten dat zijde zoon van God zelf in de handen van misdadigers overleverden, <strong>zijn</strong> ze toch schuldig geworden, omdat zij hun onweten dheidbewust hebben gewild’. Dit is de reden, waarom Thomas van Aquino meende, ‘dat het volgens het vigerende kerkelijke rechtgeoorloofd is de Joden wegens hun schuld aan de kruisiging van Jezus Christus tot eeuwige slavernij te veroordelen’. Het isdeze opvatting geweest die eeuwenlang het spreken en handelen van christenen beslissend heeft bepaald (p. 93, 94). Zie ook:C.P. van Andel, Jodenhaat & Jodenangst. Over meer dan twintig eeuwen antisemitisme, Amersfoort/Voorburg 1983. Van Andelover Mattheüs 27: 25: ‘Ook wanneer men deze roep (‘Zijn bloed kome enz’., lvr) alleen als een term uit de rechtsplegingbeschouwt en er niet de theologische inhoud aan geeft van latere eeuwen, dan nog ligt de conclusie voor de hand dat hetMattheüsevangelie op sommige plaatsen een anti-joodse geest ademt’ (p. 28).Calvijn spreekt over de Joden op twee manieren. Als hij het heeft over de verbondstrouw van God, dan gaat Israël voorop. Maarals hij spreekt over het geloof van Israël, dan heeft Israël afgedaan. Het gelooft immers niet in Jezus als de Messias. In <strong>zijn</strong>Verklaring op de harmonie der evangeliën naar Mattheüs, Markus en Lukas zegt hij in <strong>zijn</strong> uitleg van Mattheüs 27: 25: ‘<strong>De</strong>Joden meenden, dat zij Gode een welgevalligen dienst deden door Christus te dooden; maar waaruit sproot die goddeloozedwaling voort, anders dan uit booze hardnekkigheid en verachting van God zelven? Zij ontvangen dus hun verdiende loon als zijdermate aan hunne blindheid overgegeven worden, dat zij zich het eeuwig verderf op den hals halen’. God heeft het volk later‘door vreeselijke en buitengewone oordeelen <strong>zijn</strong>e wraak doen gevoelen; en toch heeft Hij door een ongelooflijk wonder zicheen overblijfsel behouden, opdat <strong>zijn</strong> verbond niet door den volslagen ondergang des volks te niet gedaan worden zou’ (deel 3,Goudriaan 1971 – 2 e druk, p. 508, 509).Zie voor Calvijns visie op Israël onder anderen: C.J. van den Boogert, ‘Calvijns visie op Israël’, in: Vrede over Israël, jrg. 50 nr.5, november 2006.Voor de Wirkungsgeschichte van Mattheüs 27: 25 zie: S. Schoon, ,,Zijn bloed over ons en over onze kinderen”. Een tekst en<strong>zijn</strong> uitwerking, Serie Verkenning en Bezinning, 16 e jrg. nr. 4, Kampen 1983. Schoon vond in de prekenserie Menigerlei Genadevier preken over Mattheüs 27: 25 en wel van M. Schuurman (1912), J. Douma (1922), S.P. <strong>De</strong>e (1925) en J. van Herksen(1941), waarin steeds betoogd wordt, dat Israël zichzelf als volk vervloekt heeft en als volk van God heeft afgedaan. ‘<strong>De</strong>afgeroepen vloek is gekomen in de ondergang van de stad Jeruzalem in het jaar 70 en wordt nog steeds op vreselijke wijzevervuld aan ,,de wandelende jood” die ronddoolt op aarde’ (p. 12).183Het is jammer dat, voorzover ik kon nagaan, de preek die <strong>Kropveld</strong> ter gelegenheid van <strong>zijn</strong> vijfentwintigjarig doopfeest overMattheüs 27: 25 hield, niet in druk verschenen is of anderszins is te raadplegen.184Paaschfeest. Groote Verzoendag. Ballingschap, p. 1253
- Page 1 and 2: Leven en werkvanEliëzer Kropveld18
- Page 3 and 4: Woord voorafMet deze scriptie komt
- Page 5 and 6: Hoofdstuk IEliëzer Kropveld: zijn
- Page 7 and 8: etrekking kreeg bij de familie Denn
- Page 9 and 10: Tussen 1855 en 1860 kwam Eliëzer v
- Page 11 and 12: dwaasheid, opdat hij in zijn ogen n
- Page 13 and 14: Eliëzer liet zich niet voor de der
- Page 15 and 16: De doopdienst werd druk bezocht. Ds
- Page 17 and 18: Friese Bergum in het huwelijk met G
- Page 19 and 20: ‘Ds. Kropveld was een bezield en
- Page 21 and 22: oeken en wetenschappelijke werken
- Page 23 and 24: ubriek benoemd’. 106 Deze benoemi
- Page 25 and 26: Vanaf eind 1906 komt het steeds vak
- Page 27 and 28: is. Professor Noordtzij is het daar
- Page 29 and 30: Hoofdstuk IIIKropveld en de zending
- Page 31 and 32: Doen wij maar steeds, hetgeen de He
- Page 33 and 34: In een bericht van de commissie, ge
- Page 36 and 37: teleurstellende ervaring voor hem g
- Page 38 and 39: de Joden is aangesteld. Smit doet z
- Page 40 and 41: Israël en de kerkdienstIn De Bazui
- Page 42 and 43: Och dat Israël geloofde,Dat Hij re
- Page 44 and 45: Terugkeer van de Joden naar Israël
- Page 46 and 47: Hoofdstuk IVKropvelds theologische
- Page 48 and 49: antiquiteit, maar het levende Woord
- Page 50 and 51: plaats als Christus wederkomt. Uit
- Page 54 and 55: overgave, en om alle verantwoording
- Page 56 and 57: Palestina zal terugkeren en er zelf
- Page 58 and 59: Molochsdienst, Breukelen 1902, nr.
- Page 60 and 61: Bijlagen1. Eliëzer Kropveld en zij
- Page 62 and 63: Duitsland, Rusland, Engeland en Ame
- Page 64 and 65: orst van zoo menig jongeling en jon
- Page 66 and 67: komen, want bij Hem wordt de ware r
- Page 68 and 69: ongelukkige gevangene, of krankzinn
- Page 70 and 71: weer hebben ingevoerd?’ Kropveld
- Page 72 and 73: niet aan, anderen vonden in dit woo
- Page 74 and 75: wij op onze braafheid niet kunnen s
- Page 76 and 77: ‘antichristelijke ongeloofsbegins
- Page 78 and 79: Hoe het Doekele ging op het feest v
- Page 80 and 81: egraven vandaag onzen Herder en Lee
- Page 82 and 83: De bijbel vermaant ons in allerlei
- Page 84 and 85: Kropveld ziet in zijn tijd veel ‘
- Page 86 and 87: Iets uit de Geschiedenis van den Bi
- Page 88 and 89: maar zijn vrouw hield het op de woo
- Page 90 and 91: BIJLAGE 3Eliëzer Kropveld en zijn
- Page 92 and 93: maar dat het er hem om te doen is,
- Page 94 and 95: zone Abrahams onder de aandacht bre
- Page 96 and 97: BIJLAGE 5Berichten rondom het beroe
- Page 98 and 99: XL no. 44 (28 oktober 1892):Driesum
- Page 100 and 101: LVI no. 6 (7 februari 1908):Zondag,
- Page 102 and 103:
R.B. Evenhuis, Ook dat was Amsterda
- Page 104 and 105:
B. Wentsel, De Heilige Geest, de ke