11.07.2015 Views

Eliëzer Kropveld: zijn leven - De Evangelist

Eliëzer Kropveld: zijn leven - De Evangelist

Eliëzer Kropveld: zijn leven - De Evangelist

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

wie de nacht van het Heidendom voor een groot deel zal worden verdreven’. Waar Israël niet wildeluisteren naar de ‘stem van den goeden Herder’ wendden zij zich tot de ‘aanbidders der afgoden’.Overal in Klein-Azië en Europa wordt dan het Woord des Heren door de heidenen aangenomen. Vóórhet jaar honderd hebben vijfhonderduizend heidenen ‘hunne knieën voor onzen Heiland enZaligmaker leeren buigen’.In de derde en vierde eeuw waren er al bisschoppen in Keulen, Maintz (Mainz), Trier, Worms enStraatsburg. Europa kwam steeds meer met het evangelie in aanraking. Halverwege de achtste eeuw‘hadden reeds meer dan 20 millioen Heidenen den zegen des kruises genoten’. Zelfs in de ‘duisteremiddeleeuwen’ worden allerlei ‘volken, talen en natiën’ met het evangelie bekendgemaakt. God heeftdaarbij zelfs gebruik gemaakt van ‘eerzucht, geldgierigheid en bloeddorst’ en zelfs de ‘dwalende kerkvan Rome’ om ‘afgodische volkeren te doen hopen op den eenigen Naam, die onder den hemel terzaligheid is gegeven’. Maar na de Reformatie zouden de heidenen ‘op breeder schaal’ wordentoegebracht.‘Het was vooral in het begin van de 18 e eeuw dat de Heere onderscheidene Protestantsche natiënverwekte om het woord des <strong>leven</strong>s der Heidenwereld te doen brengen’. In dit kader noemt <strong>Kropveld</strong>ook de ‘Nederlandsche, <strong>De</strong>ensche en Engelsche bezittingen in Oost en West Indië’ waar ‘de Heerdoor <strong>zijn</strong> Woord en Geest [begon] te werken’. Tegen het eind der 18 e eeuw hadden er ‘200 millioenHeidenen voor het kruis van Golgotha (…) leeren knielen’. 156 Tot op de huidige dag worden heidenentot het Koninkrijk van God toegebracht en juist ook de 19 e eeuw is zegenrijk.‘Neen ook onder de Heidenen zal <strong>zijn</strong> woord (Gods woord, lvr) niet ledig wederkeeren, maar kunnenwij er op rekenen, dat hun volheid zal ingaan, zoowel als dat gansch Israël zalig zal worden’. Willen delezers van die ‘toebrenging der Heidenen’ meer vernemen, laten zij dan zoveel mogelijkzendingsbladen lezen en zendingsbidstonden bijwonen. Dan zal ook het gebed voor de zendingtoenemen en zullen we ons in een ‘rijke zendingsvrucht’ mogen verheugen.Zending onder IsraëlIn aansluiting op de artikelen over de ‘toebrenging der heidenen’ schrijft <strong>Kropveld</strong> een tweetal artikelenonder de titel ‘Ook Israël zal niet achterblijven’. 157 Wanneer gelet wordt op de ‘schrikkelijke verhardingwaaraan dit volk door het rechtvaardig oordeel Gods is overgegeven’ en op de ‘bittere vijandschapwaarmee het tegen den Christus bezield is’, dan is er geen grond om te hopen, dat het ooit ‘voor denHeiland zal knielen’. Toch zal Israël niet achterblijven, zegt <strong>Kropveld</strong> op grond van de beloften vanGod die in de bijbel te vinden <strong>zijn</strong>. <strong>De</strong> profeten hebben steeds verkondigd, dat God ‘een eeuwigverbond der genade met hen had opgericht’. God zou Israël – ondanks de ontrouw van het volk – nietvergeten. ’Ook in hun afval houdt God een wakend oog op hen’ en wel in bijzondere zin. Zie,bijvoorbeeld, Leviticus 26: 44,45. Zo kan Paulus schrijven, dat de Joden, ‘hoewel vijanden <strong>zijn</strong>deaangaande het Evangelie om der heidenen wil, nochtans beminden <strong>zijn</strong> aangaande de verkiezing omder vaderen wil’, want ‘de genadegiften en de roeping Gods <strong>zijn</strong> onberouwelijk’ (Romeinen 11: 28,29SV).Onbekend is wanneer de ‘oudste zoon’ naar het vaderhuis zal terugkeren, ‘maar dat alreede enkeledroppelen van den milden regen, dien Israëls dorren bodem zal verkwikken, worden waargenomen,kan geen oogenblik worden tegengesproken’. In alle landen waar Joden wonen – ‘en waar <strong>zijn</strong> ze niet’– kunnen bekeerlingen aangewezen worden. Waar heidenen toegebracht worden, zal ook het ‘oudevolk des Heeren’ niet achterblijven. <strong>Kropveld</strong> hoopt dat het een ‘prikkel’ mag <strong>zijn</strong> om dat volk en <strong>zijn</strong>geschiedenis beter te leren kennen, ‘hartelijker te beminnen, en aan <strong>zijn</strong> toebrenging biddend tearbeiden’.<strong>De</strong> bekering van Joden tot het christendom was overigens een dure ‘liefhebberij’, las <strong>Kropveld</strong> ineen Joodse krant. Hij doet er verslag van in ‘Dan moet de liefde tot Israël toch wel groot <strong>zijn</strong>!’ 158 <strong>De</strong>krant weet te melden, dat volgens een aan de algemene vergadering van de vrije Schotse kerkoverlegd rapport ‘de Joden-bekeering aan deze kerk op 1054 p.st. (f 12648) per hoofd te staan kwam’.<strong>Kropveld</strong> dacht bij het lezen ervan, dat de liefde voor Israël dan wel heel groot moet <strong>zijn</strong> en dat‘Abrahams nakomelingen’ daarom maar beter eens goed moesten nadenken over de zendingsarbeidvan de christenen dan er smalend op neer te zien. Dat laatste verwondert hem overigens niet, ‘wanttot op den huidigen dag ligt het deksel der blindheid op Israëls aangezicht, zonder ontdekt te worden’.Daarom moet er gedurig gebeden worden of God de arbeid onder Israël wil zegenen, waardoor hetdeksel van Israëls aangezicht weggenomen zal worden.156Waar <strong>Kropveld</strong> de getallen die hij noemt op baseert geeft hij, helaas, niet aan.157Wekstem XVII no. 55 en 59 (resp. 10 en 19 mei 1881).158Wekstem XVIII no. 103, 4 oktober 1882.43

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!